vrijdag 5 september 2008

Mag ik even klagen?

Nee, niet over Indonesië, dat komt morgen weer aan de beurt. En daar heb ik niks over te klagen. Maar nu MOET ik even zeuren.
Ik collecteer. Zo af en toe. Ik heb er een ongelooflijke hekel aan en zie er elke keer als een berg tegenop. Onzin natuurlijk, want het is al met al in een uurtje of twee gebeurd en dan kan ik er weer een jaar tegen. (Wat deze collecte betreft want ik heb er nog een paar, die komen ook elk jaar terug. Tja. )

Deze week is de collecte voor het KWF. Ik loop mijn eigen huizenblok en een straat erachter. Allemaal koopwoningen. Bijna allemaal twee auto’s voor deur (ok geen SUV, gewoon een kleintje erbij, maar toch). Een bloemlezing van de reacties:

‘Ik heb geen klein geld in huis…’
‘Nee, mijne man hij doet dat altijd met eh…rekening ja?’
‘Ik kan mijn portemonnee niet vinden...’
‘Ik doe niet aan collectes.’
‘Wij gireren altijd.’
‘Ik woon hier niet.’
‘Ik ben de oppas.’
‘Mijn ouders zijn er niet.’

Nog erger: Met een stalen gezicht een muntje van 5 cent in de collectebus doen. De deur niet open doen terwijl je er wel bent. Door het raampje kijken en een gebaar maken van ‘Ga weg!’ En de meest onbegrijpelijke reactie is een man die al een beweging maakt om zijn portemonnee te pakken, hoort dat het om kankerbestrijding gaat en dan zegt: ‘Oh nee, daar doe ik niet aan mee!’ (Die laatste fascineert mij: ik zou hem willen vragen waarom niet. Maar ja, ik heb er uiteindelijk niks mee te maken en iedereen heeft het recht om wel of niet te doneren en wel of niet zijn deur open te doen.)

De hele week hoor ik Pieter van de Hoogenband zijn vriend en zwemcollega Maarten van Weijden aanmoedigen in zijn laatste meters op weg naar de gouden medaille op de tien kilometer zwemmen. Maarten is genezen van kanker. Als er nooit geld was binnen gebracht door al die collectanten was dat misschien niet gebeurd. Voor een heel dierbare, lieve vriendin was alle onderzoek te laat. Maar terwijl ik met mijn collectebus trapje op trapje af loop, is ze wel heel weer even heel dichtbij.
Dus zeg ik straks - als ik de bus inlever en mij wordt gevraagd of ik volgend jaar weer meedoe – dapper: ‘Tuurlijk, je belt me wel hè?’

Geen opmerkingen: