zondag 31 augustus 2008

Tempels, tempels, tempels…

Vandaag beginnen we bij de Prambanan, het grootste Hindoe-Javaanse tempelcomplex in Indonesië. Het bestaat uit een aantal tempelcomplexen die redelijk dicht bij elkaar liggen.

De enorme tempels op het centrale plein van het Prambanancomplex zijn gebouwd rond 850 na Christus. Dit deel van het Prambanancompelx wordt vaak de Roro Jonggrang (Slanke maagd) genoemd. Er zijn drie hoofdtempels. Gewijd aan Shiva, Brahma en Vishnu. Dan zijn er nog drie kleinere tempels. Ze liggen alle zes op een groot vierkant plein. Hieromheen, maar wel een paar meter lager hebben ooit nog 244 kleine ‘tempeltjes’ gelegen (altijd nog zo’n 14 meter hoog) en nog een paar meter lager ligt een derde, heel groot plein.
Overal op de tempels bevinden zich enorme hoeveelheden reliëfs die allerlei verhalen uitbeelden. In de tempels staan nog verschillende beelden.

Korte tijd nadat het complex was voltooid, werd het verlaten en begon het te vervallen.
Vanaf 1893 werd het plateau van het middencomplex weer uitgegraven. De reconstructie van het complex begon in 1918, en is nog steeds niet gereed. De renovatie van het hoofdgebouw werd pas in 1953 voltooid. Het is namelijk bijna onmogelijk om de originele stenen terug te vinden: vaak zijn ze ontvreemd en hergebruikt op verafgelegen plaatsen. Pas als 75% van de originele stenen zijn gevonden, wordt een tempel weer herbouwd. Van de 244 kleine tempeltjes is meestal niet meer te zien dan de fundering en een hoopje stenen.

In 2006 is het complex flink beschadigd door een aardbeving. Dat betekent dat we niet dichtbij de meeste tempels kunnen komen en al helemaal niet er in. Toch is het een prachtige ervaring om op het complex rond te lopen. We zijn er al vroeg, het is prachtig weer en de tempels zijn heel indrukwekkend.

Als we deze grote tempels hebben bekeken wandelen we met zijn zessen naar een volgende tempel, oma en Merette gaan lekker met de bus.
We komen bij Candi Sewu, een boeddhistische tempel. Ook helaas behoorlijk beschadigd door de aardbeving. Candi Sewu betekent 1000 tempels, maar van de meeste is niet meer dan een hoopje stenen over. Toch mooi om te zien, vooral omdat je hier ook nog naar binnen kan. Met de bus gaan we naar de laatste tempels van dit complex, de Candi Plaosan. Twee bijna identieke gebouwen naast elkaar. Duidelijk te ver weg van de hoofdgebouwen voor de gemiddelde toerist, want het is hier heel erg rustig. De tempels zijn niet toegankelijk. Althans: dat denken we. Maar dan komt er een mannetje met een sleutel. Binnen in een van de tempels staat twee Boeddha’s, de middelste is verdwenen. Volgens de sleutelbeheerder staat hij in het Volkenkundig museum in Leiden.
Merette wil wel even laten zien hoe de Boeddha er volgens haar bij had kunnen zitten…
Tijd voor de lunch. Even afkoelen en een beetje bijkomen, want zo langzamerhand is het bloedheet geworden.
Maar…onze tempeltocht is nog niet voorbij. Candi Sambisari is een verzonken tempel. Als je aan komt rijden zie je niks, pas als je uitstapt en doorloopt blijkt er in de diepte een tempel te liggen.
En dan nog naar het Kraton Ratu Boko (het Paleis van Prinses Boko). Eigenlijk heb ik het nu wel gehad met de tempels voor vandaag, maar ja, we zijn er nu toch! Het is een enorme klim naar het complex en het is echt bloedheet. Als we boven komen is er eigenlijk weinig meer te zien dan een paar omtrekken van stenen in een enorm grasveld. Heb ik daar zo hard voor geklommen? Ik loop nog braaf mee tot aan het eind van het grasveld en inderdaad: beneden liggen de contouren van een enorm complex. Het gekke is dat niemand weet wat het nu precies is. Het is groot en heel uitgebreid en het lijkt een soort paleis (kraton) te zijn geweest ooit. Remco, Elsbeth, Renate en Roosmarijn gaan het nog verder bezoeken, ik vind het echt veel te warm en loop met oma, René en Merette (die wonderwel keurig mee is geklommen en eigenlijk nauwelijks heeft geklaagd) een paar verdiepingen lager waar schaduw is, stoelen staan en een koelkast met flesjes water. En ook nog een prachtig uitzicht op de grote Prambanantempels, dat dan weer wel. Sorry Remco: als het tien graden koeler was geweest was ik echt meegelopen, maar dit was een tempel te ver…

Meer tempelfoto's

vrijdag 29 augustus 2008

Yogyakarta

Eigenlijk staat op onze eerste dag in Yogyakarta een bezoek aan het Prambanan tempelcomplex op het programma, maar omdat oma zich niet zo lekker voelt besluiten we het een dagje rustig aan te doen. Voor Merette waarschijnlijk ook heel fijn, die mag een hele dag aan het zwembad hangen met kleurboeken onder handbereik. We formeren een ploegendienst om bij haar te blijven. Het is een heerlijk hotel, dus het is voor niemand een straf.
Renate, Roosmarijn en Merette beginnen aan het zwembad. Wij laten ons door de bus naar de Jalan Malioboro brengen, de winkelstraat van Yogyakarta. Tenminste… dat denken we. Maar net als elke gids, becakrijder en taxichauffeur sleept ook Albert ons naar een batikatelier. We kunnen het batikken van dichtbij bekijken en vervolgens handgemaakte schilderijen bewonderen en kopen. Maar als rechtgeaarde Hollanders vinden mijn familieleden ze veel te duur (ik had nog wel oren naar een vrolijk doek met maskers, maar krijg niet de kans om er serieus naar te kijken).


Dan worden we afgezet in de Malioboro. Na alle uren in de bus van de afgelopen dagen is het heerlijk om nu eens even echt te wandelen en de sfeer van een ‘gewone’ stad te proeven.
Winkelen op de Malioboro is een feestje: er is van alles te koop. Heel veel batik, maar ook kleren, tassen, slippers en allerlei andere zaken.
De kraampjes met eten blijven me verbazen. In de brandende zon staan schalen vol eetbare waar. Die ajam goreng moet toch aan het eind van de dag echt weer in staat zijn uit zichzelf weg te wandelen?
We vinden ergens een pinautomaat. Hij geeft alleen briefjes van 50.000 roepia’s (€ 3,50) en dus verlaten we met zakken vol geld het koele ( de pinautomaten hebben allemaal airco!) gebouwtje. Dan verlaten we de drukke winkelstraat en wandelen de stad in. Het is er overal even druk auto’s en scooters razen over de relatief smalle wegen. Niet echt bevorderlijk voor je longen, wel erg leuk om naar te kijken!
We slenteren een beetje rond en het blijft opvallen hoe vriendelijk de mensen zijn en hoe vrolijk de kinderen. Kinderen op Java zwaaien altijd als we langskomen of we nu in de bus zitten of over straat lopen.
We wandelen terug naar het hotel. Lekker; zwempak aan en op naar de ligstoel! We genieten van een lunch met kleine loempiaatjes, saté kambing of samosa’s, allemaal zo maar aan het zwembad.
Renate laat haar haar verwennen in de Spa (wij hebben gisteren al een heerlijke massage gehad). Volgens haar heeft ze een bosje touw op haar hoofd, hoewel de Javanen daar toch echt anders over denken. Omdat dat iets langer duurt dan we hadden gedacht ga ik met Roosmarijn en Merette een becak opzoeken. Het duurt even voor we de ‘chauffeur’ ervan hebben overtuigd dat hij echt alleen even een minuutje of tien met Merette en Roos moet rondrijden. Gewoon om Merette met het fenomeen becak te laten kennismaken. Merette vindt het ritje helemaal geweldig. Ze blijven uiteindelijk wel drie kwartier weg, want natuurlijk probeerde ook deze man de batikateliers en – winkeltjes uit. Je weet tenslotte maar nooit!

Renate is inmiddels klaar en haar haar glanst inderdaad alsof ze van een heel dure kapper komt. Samen met Roos vertrekken ze met de becak richting Malioboro. Remco, Elsbeth en mama hebben ’s morgens al de nodige batikzaken ingekocht en zij slaan ook even hun slag (in mijn opdracht). Gelukkig zijn ze ook wel zo slim om een paar heel handige batikweekendtassen mee te nemen waar alles in kan.
(En ja René, natuurlijk lukt het om dat allemaal mee naar huis te nemen!)

Meer foto's van Yogyakarta

woensdag 27 augustus 2008

Op zoek naar Wajangpoppen

Al jaren staat een echte Wajangpop hoog op mijn verlanglijstje. Mijn vader heeft met ooit beloofd dat hij die voor me mee zou brengen als hij naar Indonesië zou gaan (hij heeft nog heel lang volgehouden dat hij mijn moeder ‘zijn’ land zou laten zien, maar het uiteindelijk nooit gedaan). Ik had er stiekem op gehoopt toen mijn moeder en broer acht jaar geleden naar Indonesië gingen, maar blijkbaar was de wens daar niet doorgedrongen.
Maar nu kan ik er zelf achteraan!
Albert is inmiddels op de hoogte en na ons bezoek aan de Pangkuban Prahu zullen we een adresje bezoeken waar ze Wajangpoppen verkopen. Het is een muziekschool waar kinderen leren spelen op Angklungs, traditionele bamboe-instrumenten. We komen terecht in een soort arena waar kinderen in uitermate kleurige kleding dansen, zingen en spelen. Het is niet helemaal wat we willen zien: Do-re-mi uit de sound of Music gezongen door kleine kindjes en dan is het ook nog de bedoeling dat we mee zingen: liefst in onze eigen taal. Hoog Trosgehalte. Dat houden we na tien minuten dan ook wel voor gezien: op naar de winkel voor de Wajangpoppen.
Ze zijn er: absoluut. En ze zijn ook mooi. En betaalbaar. Maar… het zijn Wajang Golek poppen: drie dimensionale poppen die je neer kan zetten (en waar ook wel voorstellingen mee worden gespeeld). Die bedoel ik dus niet. Ik wil de Wajang Kulit, de schaduwpoppen. Tweedimensionale poppen van (buffel)leer die een schimmenspel opvoeren achter een scherm, begeleid door Gamelanmuziek.
Beetje teleurgesteld stap ik weer in de bus. Nu maar hopen dat Albert nog een ander adresje weet te vinden.
Dan brengt hij ons naar een Batikwinkeltje: de prachtigste sarongs, ikat (geweven) kleden, houtsnijwerk en dat allemaal voor heel zachte prijsjes. En een eigenaresse die nog heel goed Nederlands spreekt en daar heel trots op is! Natuurlijk koop ik zoveel dat René zich nu al afvraagt ‘hoe ik dat allemaal mee denk te nemen naar huis’. Nog geen Wajang Kulit, maar ik ben wel heel blij met mijn aankopen. En tot nog toe is alles wat ik onderweg heb gekocht altijd mee naar huis gekomen, dus dat lukt heus deze keer ook!


De volgende dag gaan we met de trein naar Yogyakarta. Opnieuw een prachtige reis door een wonderschoon landschap. De reis duurt bijna acht uur en tegen een uur of vier komen we in Yogyakarta aan. Daar staat de bus weer keurig op ons te wachten.
Ik denk dat we naar het hotel gaan, maar we stoppen in een klein straatje bij Hadi Sukirno. En daar…zijn mijn Wajang Kulitpoppen! Zó veel dat het nog heel lastig kiezen is. Remco neemt een onbeschilderde mee en ik kies er uiteindelijk twee. Ze worden strak ingepakt, maar het blijft een vrij groot pak. Dát wordt nog wel een gesleep om die heel mee te krijgen…


zaterdag 23 augustus 2008

Reacties

Ben ik eindelijk echt aan het bloggen, krijg ik geen enkele reactie. Mmm, dat valt dan toch een klein beetje tegen :(
Maar het is mijn eigen schuld: er willen wel mensen reageren, maar dat lukt niet. Gelukkig is mijn collega Coen een ervaren blogger bij Google: even iets in mijn instellingen veranderen en nu moet het lukken!
Dus eh... kom maar op met die reacties!

(Op Hyves kon je natuurlijk wel reageren, maar ik vind persoonlijk de originele blog mooier en beter leesbaar.)

vrijdag 22 augustus 2008

Blond

Renate blijkt op Java een bezienswaardigheid met haar blonde haar. Mensen stoten elkaar aan en wijzen naar haar als we in de bus door de straten van Java rijden. Op de stations tijdens onze treinreizen hetzelfde verhaal. En heel veel mensen willen met haar op de foto. Ook met Roosmarijn en met ons, maar vooral met blonde Renate. Als we in de krater van de Tangkuban Prahu een foto maken met een zwavelgrijs, stomend watertje op de achtergrond staat een complete familie te wachten. Ik maak snel een paar foto’s en zeg de meiden dat ze aan de kant moeten gaan zodat deze familie ook een foto op dat mooie plekje kan maken. Renate en Roos maken plaats. En de teleurstelling druipt van de gezichten van de familie af. Want ja, ze willen ook op dat plekje op de foto. Maar wel met Renate en Roos erbij. Lachende gezichten als de meiden er braaf bij gaan zitten. Renate krijgt de jongste telg van de familie in haar handen geduwd. Mooi plaatje voor het familiealbum.



Een paar dagen later in Yogyakarta bij het paleis van de sultan komen we bijna niet meer weg. De groep toeristen die met Renate en Roos (en vooruit, Merette mag er ook best bij) op de foto wil, groeit alsmaar aan. Ze kwetteren en giechelen en laten de meiden bijna niet meer gaan. Op een gegeven moment moeten we er gewoon een eind aan maken door pontificaal onze weg te vervolgen.


Merette snapt het niet helemaal. Haar rode haar is toch de attractie van de familie? Bezorgd vraagt ze mij of er iets mis is met haar haar. Nee, helemaal niet. Maar hier heeft bijna iedereen zwart haar en daarom vinden ze dat van Renate zo mooi. Ze accepteert het verhaal met enige tegenzin. Wij moeten er wel om lachen; nooit gedacht dat Merette nog eens jaloers zou zijn op Renates haar. Gelukkig maar dat we over een paar weken weer naar huis gaan. Dan valt haar rode haar tenminste weer gewoon op, zoals het hoort.

Gunung Tangkuban Prahu

Vandaag staat de Tangkuban Prahu op het programma, een vulkaan die zo’n 30 kilometer ten noorden van Bandung ligt. De vulkaan is niet heel actief, maar er bubbelt en pruttelt nog wel van alles in de omgeving. Er zijn twaalf kraters en een aantal ervan kun je bezoeken. Wel met een goede gids, want soms zijn de gifgassen erg gevaarlijk. De grote krater is bereikbaar via een weg waarover je met een grote bus kunt rijden, het is er boven dan ook druk. De vulkaan ligt op 2076 meter hoogte en de Javanen denken dat het dan meteen ook heel koud is: langs de kant van de weg kun je volop bontmutsen en handschoenen kopen. De zon schijnt echter volop en het is hartstikke warm. Jammer voor de verkopers, maar wij vinden de mutsen nog niet echt nodig…. Bovenop de grote krater ontrolt zich een adembenemend uitzicht. De bodem van de krater lijkt op een gletsjer, het is net of er beneden in de diepte een enorm pak sneeuw ligt. Aan de andere kant in de verte komt een wolkje stoom uit de grond.


De bedoeling is dat we nu zo’n 1200 meter afdalen langs een trap om dan in een soort krater te komen met warme zwavelbronnen, stomende bronnen en pruttelende watertjes. Voor Merette en mijn moeder is de afdaling waarschijnlijk te zwaar, zij gaan met de bus naar beneden. Dat betekent dat ze niet naar die krater kunnen, maar mijn moeder heeft hem acht jaar geleden wel gezien en Merette ziet haar kans schoon: heerlijk een tijdje kleuren, stiften en kleurboeken liggen al klaar in de bus!

We gaan dus met z’n zessen naar beneden. Er gaat een door Albert ingehuurde gids mee. We zijn al gewaarschuwd dat er nog wel meer ‘hulpjes’ mee zullen gaan die af en toe een handje helpen bij het afdalen. Voor niks, maar aan het eind van de tocht moet je dan wel dure souvenirs kopen. Niet intrappen dus.

De eerste paar honderd meter is het nog wel te doen. De traptreden (boomstronken met zand) zijn breed en niet al te hoog. Maar dan wordt het toch (voor mij dan) een stukje pittiger. De treden zijn soms bijna een halve meter hoog, of ontbreken gewoon. Inmiddels zijn er wel een paar Indonesische hulpgidsen aangeschoven. Ze zijn eigenlijk heel gezellig en kletsen een paar woordjes Nederlands. Wij leren een paar woordjes Bahasa Indonesia. De belangrijkste: pelan pelan (rustig aan) en hati hati (voorzichtig). Halverwege kunnen we even uitrusten en de krater zien waar we op weg naar toe zijn. De heuvels in de verte zijn bedekt met enorme theeplantages.
Het tweede deel van het pad gaat echt dwars door een stukje jungle. Het ziet er prachtig uit, maar oef wat is het warm en wat een klauterpartij. Ben ik even blij dat ik geen bontmuts heb gekocht J
Dan zijn we bij de krater. En die is alleszins de moeite waard! Er zijn kleine waterplassen met warm zwavelwater waar je met je voeten in kunt zitten. Je krijgt er een heel zachte huid van. Gaten waar stoom uitkomt en je moet oppassen dat je je niet brandt aan de hete stenen. Op sommige plekken zijn de stenen zo heet dat je schoenscholen ervan zouden smelten…. Gaten in de stenen waar de zwavelafzetting knalgeel-groen afsteekt tegen de grijze steen. Het is bijna buitenaards.

Om de bus te bereiken moeten we nog weer zo’n 300 meter omhoog. Halverwege deze toch komen de onvermijdelijke souvenirs van de hulpgidsen tevoorschijn. We doen maar niet al te ingewikkeld, pingelen nog wel een beetje voor de vorm en zijn aan het eind van de tocht de trotse eigenaars van een olifantje, bamboepennen en een pakje ansichtkaarten. Maar zonder de sterke armen van mijn hulpjes was ik misschien wel helemaal niet bij de krater gekomen. En die had ik echt voor geen goud willen missen. Zelfs de twee dagen ongelooflijke spierpijn in mijn bovenbenen heb ik er graag voor over gehad!

donderdag 21 augustus 2008

Met de trein naar Bandung

Het wegennet op Java is overvol, de wegen meestal slechts tweebaans en volgepropt met auto’s en vooral brommers en scooters. Later in deze weken zullen we zien dat er langs de wegen enorm wordt/is gebouwd. Overal staan winkeltjes en huizen. Om iets te zien van het landschap moet je van de ‘grote’ weg af, óf met de trein. En dat is wat we op deze derde dag op Java gaan doen; met de trein naar Bandung.
We hoeven niet heel vroeg weg ‘s morgen en genieten daarom eerst een uurtje van het zwembad van het hotel. Dan gaan we met de bus naar het Merdekaplein in Jakarta. Daar zijn we om een uur of 12 terwijl de trein om twee uur vertrekt. Dat geeft ons nog mooi even de gelegenheid om het enorme nationale monument, de Monas te bekijken. Het monument wordt ook wel de laatste erectie van Soekarno genoemd. De vlam op de top is bedekt met 35 kilo goud (de sloppenwijken liggen niet veel verderop).
Rijen dik staan de mensen om de lift naar de 135 meter hoge top te nemen. Daar hebben wij geen tijd voor, we moeten naar het station, dat vlakbij ligt. De bus is inmiddels met al onze bagage al onderweg naar Bandung; hoe luxe wil je het hebben…
De treinreis is een belevenis. De trein is comfortabel en door de airco zelfs aan de frisse kant. Het uitzicht op de desa’s en de sawa’s is fabelachtig.
Waar wij in Nederland een spoorwegstation gebruiken voor waar het wat ons betreft voor is bedoeld: een trein in- of uistappen. Maar op Java gebruik je een station voor veel meer: je kan er je was te drogen te leggen, je bouwt je huisje net tegen de spoorrails aan en haalt je kleine kinderen binnen als er een trein langs komt, je kunt er slapen tussen ongebuikte rails en oh ja, je kan er ook wachten op de trein. Jammer dat het zo goed als onmogelijk is om mooie foto’s te maken door de vuile ruiten van de trein.


Als we aankomen in Bandung staat de bus op ons te wachten en gaan we naar het Savoy Homan hotel. Daar ligt een boodschap voor ons: Marlies en Ruben (ons wereldreizende buurmeisje van de Waterjuffer en haar vriend) zijn ook in Bandung en komen vanavond langs. Ze zijn al vanaf september 2007 onderweg, dus we verheugen ons erop ze te zien.

We besluiten nog even de stad in te gaan; een beetje sfeer proeven van het land. Merette gaat met ons (René en mij) mee. Elsbeth, Remco en mama gaan samen op pad en Renate en Roos met z’n tweetjes. Drie keer raden wie er het eerst in de kroeg zat aan een heuse Heineken….
















Wij komen met z’n drietjes terecht op het Alun Alun (het centrale plein van de stad, dat in de meeste steden te vinden is). Er staat een enorme moskee en het is er een drukte van belang. Er wordt gewandeld, gekletst op de vele bankjes en er is van alles te koop. Het is bijna zes uur en dan wordt het heel snel donker in dit deel van de wereld, dus ook hier komt niet heel veel van foto’s. Maar een paar mooie zijn er gelukkig wel van dit plein.

Terug in het hotel gaan we heel erg aan de meest verrukkelijke cocktails. Ja, ook Merette. Soms is het heel handig dat ze geen Engels spreekt, we kunnen rustig uitleggen dat er in die van haar wel een beetje alcohol mag, maar niet te veel.
Dan arriveren Ruben en Marlies. Ze zien er goed uit en genieten erg van hun reis. Natuurlijk gaan ook zij lekker aan de cocktails (of bier) en vervolgens genieten we van een heerlijk buffet in het restaurant van het hotel. Er wordt heel wat bijgekletst die avond!

Meer foto's van Bandung


zondag 17 augustus 2008

Buitenzorg

Over tot de orde van de dag. Of liever, tot de orde van onze reis naar Indonesië. Ten slotte was dat het onderwerp dat ik eerst in mijn weblog wilde ‘afhandelen’ en pas daarna zou ik me met andere zaken bezighouden. Maar de herdenking heeft wel een link toch?
De tweede dag in Indonesië brengt ons naar Bogor. Ofwel het vroegere Buitenzorg. De stad waar veel Nederlanders in de warme periode naar toe gingen omdat het er net even iets hoger ligt dan Jakarta en daardoor koeler is. Hoewel Wikipedia vermeldt dat het de stad is met de meeste onweersbuien ter wereld.
We bezoeken er de Botanische tuin, de Kebun Raya Bogor. Albert, onze reisgids, regelt er een Engelssprekende gids. De man weet ongelooflijk veel van ‘zijn’ tuin. Heeft dat allemaal nog geleerd van een Nederlander die er lang heeft gewerkt en er zelfs begraven ligt.




Hij heeft een apart gevoel voor humor deze man, en doet erg zijn best om ons allerlei planten, vruchten en zaden te laten zien. Wat te denken van een vruchtje dat lijkt op Manneke Pis? Hij zoekt er een paar minuten naar en vindt er een. En inderdaad: er is niet eens veel verbeelding nodig om het beroemde Brusselse ventje te herkennen.
Het is bijzonder om over de oude stenen paadjes te lopen en bomen te zien die meer dan 100 jaar oud zijn. Paadjes waarover opa en oma hebben gelopen en bomen die ook zij gezien hebben. Dat maakt toch dat je met een andere blik door de uitgestrekte tuin wandelt. Een grote lycheeboom staat aan de overkant van het water, in het water vind je de enorme waterlelies waar een kind op kan zitten. Vanaf deze plek zie je ook het paleis waar vroeger de gouverneur-generaal woonde en dat tegenwoordig een presidentieel onderkomen is. Het paleis is omgeven door gazons waar honderden herten verblijven; herten die ooit zijn ingevoerd door de Nederlanders. Vreemd gezicht.
Als we de hele tuin hebben bezichtigd kan onze gids het niet laten om ons nog een laatste raadsel op te geven: welke plant in deze tuin is zó gevaarlijk dat je het – als je er een paar minuten onder gaat zitten – niet overleeft???

Meer foto's van Bogor

zaterdag 16 augustus 2008

Jaloers op de staatssecretaris

Het is 15 augustus. Drieënzestig jaar geleden eindigde de Tweede Wereldoorlog ook in de overzeese gebieden van Nederland, in Nederlands-Indië.
Bij mij thuis was 15 augustus het echte einde van de oorlog. Mijn vader heeft zijn puberteit doorgebracht in een Jappenkamp. Hij had een ongelooflijke hekel aan ‘de Jap’ zoals hij dat noemde.
Mijn vader was een zachtaardig mens. Ik was dan ook verbijsterd toen hij in 1971 tijdens het bezoek van de Japanse keizer Hirohito zat te schelden voor de televisie. In het Japans. Maar ik had geen vertaling nodig om te begrijpen dat wat hij zei, niet bepaald voor herhaling vatbaar was.
Zijn haat tegen de Japanners heeft hij tot zijn dood meegedragen. Bij ons in huis was alleen plaats voor Philips. Als er ergens Made in Japan op stond, wilde hij het niet kopen. En als ik een cadeautje had gekregen met deze gehate tekst erop, verdween het zonder pardon in de prullenbak.
Na zijn actieve leven als beroepsmilitair (waarin hij ook nog meegedaan heeft aan de politionele acties) stak zijn oorlogstrauma in alle hevigheid de kop op. Het werden moeilijke jaren, natuurlijk voor hem zelf, maar ook voor mijn moeder en voor mijn broer en mij. Uiteindelijk is hij gestorven aan zijn kampsyndroom, met een enorme haat tegen een volk dat duizenden kilometers verderop woont.
Ik begreep dat niet. Nederlanders kwamen inmiddels al lang weer in Duitsland. Niemand haalde het in zijn hoofd om geen Duitse producten te kopen, het land werd een geliefde vakantiebestemming en een van onze grootste handelspartners. Natuurlijk, als we voetballen tegen Der Mannschaft zijn het rotmoffen, die stomme kuilen op het strand kunnen we niet waarderen en ja, we missen ook nog een fiets. Maar van echte haat tegen het hele Duitse volk is – bij de meeste mensen - al lang geen sprake meer.
Jaren voor dat mij vader uiteindelijk overleed las ik het verhaal van een man die gewerkt had aan de Birmaspoorweg. Ook hij had een ernstig trauma overgehouden aan die periode. Hij koos echter een heel andere weg om zijn trauma te verwerken; hij bezocht Japan, sprak met Japanse militairen en raakte uiteindelijk goed bevriend met een aantal mensen in land dat hem in de oorlog zo veel kwaad had gedaan. ‘Dat is de enige manier om met zo’n trauma te kunnen leven’, was zijn stellige overtuiging. ‘Je moet kunnen vergeven, anders laat het je nooit meer los.’
Vandaag, 15 augustus 2008, hoor ik staatssecretaris Jet Bussemaker het verhaal vertellen van haar vader, ook een jongetje uit een Jappenkamp. Ook hij is bevriend geraakt met Japanners en ervaart dat als een goede manier om met zijn verleden te kunnen omgaan.
Ze roept op tot verzoening, hoewel ze ook aangeeft dat ze zich realiseert dat niet iedereen dat op zal kunnen brengen.
Ik was deze zomer op Java in Bangkong, het jongenskamp in Semarang waar mijn vader de verschrikkelijkste jaren van zijn leven doorbracht. Het is een schoolgebouw dat stamt uit 1911 en na de oorlog al snel weer in gebruik is genomen voor waar het voor is bedoeld: een school, waar kinderen leren, lachen en spelen. Mijn vader heeft nooit geweten dat de plaats die voor hem zo beladen was, al weer zo snel zijn oude bestemming heeft herkregen, want hij heeft nooit naar zijn geliefde Indië terug durven gaan. Ik denk dat hij er heel blij mee zou zijn geweest.
De vader van Jet Bussemaker kan leven met de herinneringen aan de oorlog, mede omdat hij over zijn haat heen heeft kunnen stappen. Wat had ik dat mijn vader ook graag gegund.
Vandaag ben ik een beetje jaloers op onze staatssecretaris.

woensdag 13 augustus 2008

Vreemde indruk

En dan is het eindelijk zover: de koffers zijn gepakt, de paspoorten geregeld, de taxi staat op zondagmorgen half acht voor de deur. Wat een luxe! Renate heeft oma opgehaald, Remco en Elsbeth nemen een taxi vanuit hun woonplaats en dan zijn we onderweg naar Schiphol. Merettes (orthopedische) schoenen piepen zowaar niet bij de controle (daar wordt ze niet blij van, want ze is zich – terecht - van geen kwaad bewust en voelt zich er ongemakkelijk als ze uit de rij geplukt wordt), maar de mijne wel! Dat vindt ze wel grappig. Dan gaan we het vliegtuig in en de eerste aangename verrassing zijn de stewardessen. Niks tuttige kokerrokjes en truttige jasjes, maar prachtige batikrokken! Een lust voor het oog, zelfs voor het mijne. Behalve dat ze er mooi uit zien, zijn ze ook nog erg vriendelijk en de service aan boord is uitstekend. Het is een lange vlucht. Beetje filmpjes kijken, boekje lezen, spelletje doen en af en toe wat slapen. Merette slaat er zich wonderwel doorheen. Op Singapore Airport moeten we overstappen: alsof ze nooit anders heeft gedaan wandelt mijn wereldreizigster met haar rugzakje over de luxe vaste vloerbedekking met ons mee naar het volgende vliegtuig. We doen een poging om haar uit te leggen dat het nu 6 uur later is dan in Nederland en straks op Java weer een uur vroeger, maar dat is niet aan haar besteed. Na weer een uurtje vliegen landen we op de luchthaven van Jakarta. Koffers en paspoortcontrole leveren geen problemen op. We ontdekken een paar pinautomaten en besluiten die meteen uit te proberen. Ze spugen briefjes van 100.000 of 50.000 roepia’s, (wel € 7 of € 3,50. Later zal blijken dat veel Javanen dat heel groot geld vinden en het maar moeizaam kunnen wisselen). Als heuse miljonairs wandelen we verder. En dan staat er – net als in een film – iemand die een bordje omhoog houdt met onze naam erop. Dat geeft toch wel het ultieme vakantiegevoel! Het is Albert Winter, onze Nederlands sprekende gids. Hij loodst ons, met alle bagage, het vliegveldgebouw uit. En dan ben ik er echt! In Jakarta, op Java. Het is al heel warm, als is het nog vroeg. En het ruikt vertrouwd. Kreteksigaretten, realiseer ik me later. Vrienden van mijn vader rookten ze vroeger ook en blijkbaar is dat luchtje blijven hangen. Er staat een bus voor ons klaar met een chauffeur en een bijrijder. Dat lijkt overdreven, maar we merken al gauw dat zo’n bijrijder onontbeerlijk is in het Javaanse verkeer. Bagage wordt ingeladen (en nee, daar mogen we beslist niet bij helpen) en ons avontuur begint.







Eerste stop is bij de Sunda Kelapa, de oude haven van Jakarta. Prachtige oude (zeil)schepen liggen hier. De schepen worden allemaal nog gebruikt en met de hand geladen. We zien mannen op blote voeten over smalle loopplankjes rennen met zware cementzakken of houten balken op hun nek. Zware, lichamelijke arbeid is in dit land nog heel gewoon.
In een hoek van een groot plein ligt Café Batavia, de oude officiersmess van de Nederlanders. Het gebouw ademt nog helemaal de koloniale sfeer, je waant je er in de jaren ’30. We genieten er van een heerlijke Indonesische lunch.
Vervolgens is het de bedoeling dat we nog een aantal bezienswaardigheden bezoeken in de stad en dan naar ons hotel rijden zodat we daar nog voor de spits arriveren.
Van de bezienswaardigheden zien we niks…na de lange vlucht en de lunch valt iedereen in slaap. Albert maakt ons wakker als we bij het hotel zijn.
Hij en de beide chauffeurs moeten wel een vreemde indruk hebben gekregen van deze Hollandse familie…


Meer foto's.

zondag 10 augustus 2008

Naar het land van mijn vader

Mijn vader had een kampsyndroom. Drie en een half jaar Jappenkamp in zijn puberjaren hebben hem getekend voor het leven. Achteraf bezien heeft dat meer invloed op mijn jeugd gehad dan ik mezelf wel eens wil toegeven.
Toch overheerst bij mij het mooie beeld dat hij altijd schetste van Indonesië. Hij hield zo veel van dat land waar hij opgroeide. Altijd zei hij dat hij nog een keer terug zou gaan om het land aan mijn moeder te laten zien. Maar hij heeft het nooit gedurfd.
Ruim 11 jaar geleden is hij overleden zonder ooit zijn geliefde Indië als volwassen man terug te zien.
Vanaf die tijd was het mijn moeder die mij en mijn broer graag mee wilde nemen naar dat land. Broer en mama gingen 8 jaar geleden; ik vond toen dat ik mijn drie meiden niet weken lang achter kon laten en ging niet mee.
Maar nu heeft oma een ander idee: ze wil ons allemaal meenemen naar Indonesië, het land van mijn vader. Het land waar een deel van mijn wortels (en die van mijn broer) ligt.
Mijn meiden zijn superenthousiast. Ook zij willen heel graag kennismaken met het land van opa.
Even dreigt er een kink in de kabel. De vraag rijst of onze middelste dochter wel mee kan. Mijn broer vindt het geen vakantie voor kinderen. Maar zonder mijn 22-jarige Downtje bestaat er voor mij geen familiereis. Ze mag dan het cognitieve niveau hebben van een 5-jarig meisje, ze is 22 en heeft de volle levenservaring van al die 22 jaren. Ik heb zó veel tijd en energie in haar opvoeding gestoken dat ik ervan overtuigd ben dat ze het wel aan kan. Misschien moeten we af en toe wat concessies doen, zal ze niet alles mee kunnen doen en af en toe een zwempauze nodig hebben, maar zonder haar gaat de reis niet door. Gelukkig vinden ook haar zussen dat het geen probleem zou mogen zijn.
Renate vindt de sleutel: ‘Jij kent Merette helemaal niet goed genoeg om te beoordelen of ze wel of niet mee kan’, laat ze haar oom weten. En hij komt tot de conclusie dat daar wel eens een grote kern van waarheid in zou kunnen zitten. Want hij ziet Merette af en toe een paar uurtjes en dan bedelft ze hem onder haar enthousiasme. Maar dat is niet haar normale gedrag.
De knoop wordt doorgehakt: met z’n achten, oma, broer en schoonzus en ons vijfkoppige gezin gaan we in juli 2008 naar Indonesië, naar het land van mijn vader.

maandag 4 augustus 2008

Titel...

Ik ben het al jaren van plan: serieus en met enige regelmaat een weblog bijhouden. Maar het kwam er nooit van. Nu zit mijn hoofd vol met belevenissen van de vakantie in Indonesië. Die wil ik graag opschrijven en omdat veel mensen er naar hebben gevraagd, leek dit de ultieme gelegenheid om te beginnen met een heuse blog.
Google zou een handig format hebben. Voor mijn activiteiten op Hyves heb ik al een gmailaccount dus een blog is daar zo aangemaakt. Dacht ik. Technisch gezien is dat ook zo. Een paar gegevens invullen, akkoord gaan met de voorwaarden en klaar is Monica.
Maar dan...moet er een titel worden bedacht. En als ik nu ergens slecht in ben is het in het bedenken van titels. Daar heb ik dus een dag op lopen broeden. En ik weet geen titel. Verhalen borrelen in mijn hoofd (mét titels, als het ergens over gaat is het geen probleem), maar een titel voor een weblog? Geen idee.
De wereld volgens Monica, is de eerste die me te binnen schiet. Ik type hem in. Bah, geen gezicht. Ik wil mijn naam er in, want tenslotte moet het wel een beetje persoonlijk zijn. Monica blogt? Monica's weblog? Jakkes, allemaal niks. Bovendien zullen die titels al wel bestaan, zo'n bijzondere naam heb ik nou ook weer niet. The world according to... komt toch het dichtst bij wat ik wil vertellen. De wereld volgens...ik zet hem erboven. Want alles is te wijzigen op internet toch? Dus als ik nou echt nog een keer geweldige inspiratie krijg voor een betere titel dan pas ik hem gewoon aan. Voorlopig doe ik het met deze....