vrijdag 22 augustus 2008

Gunung Tangkuban Prahu

Vandaag staat de Tangkuban Prahu op het programma, een vulkaan die zo’n 30 kilometer ten noorden van Bandung ligt. De vulkaan is niet heel actief, maar er bubbelt en pruttelt nog wel van alles in de omgeving. Er zijn twaalf kraters en een aantal ervan kun je bezoeken. Wel met een goede gids, want soms zijn de gifgassen erg gevaarlijk. De grote krater is bereikbaar via een weg waarover je met een grote bus kunt rijden, het is er boven dan ook druk. De vulkaan ligt op 2076 meter hoogte en de Javanen denken dat het dan meteen ook heel koud is: langs de kant van de weg kun je volop bontmutsen en handschoenen kopen. De zon schijnt echter volop en het is hartstikke warm. Jammer voor de verkopers, maar wij vinden de mutsen nog niet echt nodig…. Bovenop de grote krater ontrolt zich een adembenemend uitzicht. De bodem van de krater lijkt op een gletsjer, het is net of er beneden in de diepte een enorm pak sneeuw ligt. Aan de andere kant in de verte komt een wolkje stoom uit de grond.


De bedoeling is dat we nu zo’n 1200 meter afdalen langs een trap om dan in een soort krater te komen met warme zwavelbronnen, stomende bronnen en pruttelende watertjes. Voor Merette en mijn moeder is de afdaling waarschijnlijk te zwaar, zij gaan met de bus naar beneden. Dat betekent dat ze niet naar die krater kunnen, maar mijn moeder heeft hem acht jaar geleden wel gezien en Merette ziet haar kans schoon: heerlijk een tijdje kleuren, stiften en kleurboeken liggen al klaar in de bus!

We gaan dus met z’n zessen naar beneden. Er gaat een door Albert ingehuurde gids mee. We zijn al gewaarschuwd dat er nog wel meer ‘hulpjes’ mee zullen gaan die af en toe een handje helpen bij het afdalen. Voor niks, maar aan het eind van de tocht moet je dan wel dure souvenirs kopen. Niet intrappen dus.

De eerste paar honderd meter is het nog wel te doen. De traptreden (boomstronken met zand) zijn breed en niet al te hoog. Maar dan wordt het toch (voor mij dan) een stukje pittiger. De treden zijn soms bijna een halve meter hoog, of ontbreken gewoon. Inmiddels zijn er wel een paar Indonesische hulpgidsen aangeschoven. Ze zijn eigenlijk heel gezellig en kletsen een paar woordjes Nederlands. Wij leren een paar woordjes Bahasa Indonesia. De belangrijkste: pelan pelan (rustig aan) en hati hati (voorzichtig). Halverwege kunnen we even uitrusten en de krater zien waar we op weg naar toe zijn. De heuvels in de verte zijn bedekt met enorme theeplantages.
Het tweede deel van het pad gaat echt dwars door een stukje jungle. Het ziet er prachtig uit, maar oef wat is het warm en wat een klauterpartij. Ben ik even blij dat ik geen bontmuts heb gekocht J
Dan zijn we bij de krater. En die is alleszins de moeite waard! Er zijn kleine waterplassen met warm zwavelwater waar je met je voeten in kunt zitten. Je krijgt er een heel zachte huid van. Gaten waar stoom uitkomt en je moet oppassen dat je je niet brandt aan de hete stenen. Op sommige plekken zijn de stenen zo heet dat je schoenscholen ervan zouden smelten…. Gaten in de stenen waar de zwavelafzetting knalgeel-groen afsteekt tegen de grijze steen. Het is bijna buitenaards.

Om de bus te bereiken moeten we nog weer zo’n 300 meter omhoog. Halverwege deze toch komen de onvermijdelijke souvenirs van de hulpgidsen tevoorschijn. We doen maar niet al te ingewikkeld, pingelen nog wel een beetje voor de vorm en zijn aan het eind van de tocht de trotse eigenaars van een olifantje, bamboepennen en een pakje ansichtkaarten. Maar zonder de sterke armen van mijn hulpjes was ik misschien wel helemaal niet bij de krater gekomen. En die had ik echt voor geen goud willen missen. Zelfs de twee dagen ongelooflijke spierpijn in mijn bovenbenen heb ik er graag voor over gehad!