zondag 23 november 2014

Als het vuur gedoofd is…


Het begint in februari 1997. Mijn vader ligt in het ziekenhuis met een gebroken heup en een gebroken hart. Na een heftige periode in Centrum ’45 in Oegstgeest waar hij ‘behandeld’ werd voor zijn oorlogstrauma’s zou hij in Deventer in een verpleeghuis gaan wonen. Alleen, zonder mijn moeder. Al op de eerste dag breekt hij zijn heup en komt in het ziekenhuis terecht.
Het komt niet meer goed: hij heeft de moed niet meer om allerlei nare behandelingen (waaronder een beenamputatie) te ondergaan en overlijdt begin februari.
Tijdens de doorwaakte nachten in die periode hoor ik op de radio met enige regelmaat een lied: ‘Als het vuur gedoofd is… van eh…ja, van wie eigenlijk. Ik kan het niet goed verstaan en niemand heeft ooit van de zangers gehoord.



Een paar weken na de begrafenis ga ik op zoek: bij de Free Record Shop. ‘Acda en De Munnik? Weet u dat zeker? Nee, nooit van gehoord!’ Maar na lang zoeken vindt de man in de winkel toch een cd die simpelweg Acda en De Munnik heeft. En waar het lied ‘Als het vuur gedoofd is’ op staat.
Ik reken af en ga naar huis. En ben fan vanaf die eerste cd: wat een heerlijke muziek!
De jaren die volgen koop ik zo ongeveer alle cd’s. Ga met Roos en Renate naar concerten op het Java-eiland, naar de Poema’s in de HMH en een aantal keren naar een theatertour in de Deventer Schouwburg. Net voor Renate in 2010 naar Oeganda vertrekt ook nog een keer in Apeldoorn.



Gisteravond, 22 november, zitten we op de eerste rij in Deventer. Voor het afscheidsconcert, want ze houden er mee op. Het is genoeg geweest na al die jaren. Renate is er niet bij, ze is (nog steeds) in Oeganda. Merette wil graag mee; zijn kent inmiddels ook heel veel van de liedjes. Bovendien staat Daan de Vos op het podium...
Het is genieten geblazen, een paar nieuwe nummers en natuurlijk aan het einde de overbekende hits. Gelukkig ook ‘Als het vuur gedoofd is’. Want dat blijft voor mij toch wel het meest bijzondere nummer van de heren!

En Merette? Die krijgt een knipoog. En een hand. En het plectrum van ‘Daan’.  Een gouden avond. Jammer dat het de laatste keer was…
 


Meer foto's op Facebook.



 

zondag 12 oktober 2014

Quibus blijft!

Vandaag is-ie twee geworden. Quibus. Of eigenlijk officieel Quentin Tarantino. Maar ik vind Quibus zo leuk. Wel met een Q natuurlijk, tenslotte is hij een heer van stand.
De komst van Quibus, twee maanden geleden op 10 augustus zet ons redelijk rustige kattenhuishouden behoorlijk op zijn kop.

Dat is eigenlijk al een paar weken eerder begonnen als Floortje, dochter van Saar en moeder van onze Springer (en dus een gewone huis-tuin-en-keukenkat) tijdelijk weer even bij ons komt wonen omdat Sander en Roosmarijn vanuit België terug komen naar Deventer. Floor vertrekt ogenblikkelijk naar de zolder (waar ze voor haar verhuizing naar Leuven ook grotendeels verbleef, maar ze kwam wel gewoon naar beneden voor een bezoekje aan de kattenbak, om te eten en om naar buiten te gaan). Dat zijn we van haar gewend en we denken dat het na een paar dagen wel weer wordt zoals daarvoor. De eerste avond is ze halverwege de zoldertrap als Penny haar in de gaten krijgt en haar met een woedende snauw de zolder weer op stuurt. Ik ben verbijsterd: Penny, die het zo goed kan vinden met Springer en die Saar grotendeels negeert (en Saar haar) ontpopt zich als een echt bitch.  Ze moet niets van deze – in haar ogen nieuwe – indringer hebben. Floor komt niet meer beneden. We besluiten om haar lekker op de zolder te laten; het is tenslotte maar voor een paar weken. Dus zetten we een kattenbak, water en voer boven.

Dan valt het besluit om Penny definitief geen nestje te laten krijgen. Dat is altijd wel de bedoeling geweest, maar de juiste kater is uit de running en eigenlijk moet ze haar eerste zwangerschap beleven voor haar derde verjaardag. Die is in september. Dat halen we dus niet meer. Wij willen graag een rode boskater en die is voorhanden: het halfbroertje van Penny mag naar een ander adres. Hij is bijna twee en dat past dus mooi bij onze jongedame.

Op 10 augustus wordt hij gebracht. Een – nu al – grote kater. En hij is nog lang niet uitgegroeid. Dat belooft nog wat (en dat vinden we heel leuk!) Hij ziet er nog heel gewoon uit (behalve zijn formaat) omdat zijn haren nog moeten groeien en dat pas gaat gebeuren nu hij sinds kort een ‘jeweetwel’-kater is.
 
Uitgeteld op de bank...
Hij komt rechtstreeks uit het katerhok en is dus niet heel erg gewend aan wonen in een huis. Daar valt op zich niet heel veel van te merken, behalve dat hij heel nieuwsgierig is en overal onder duikt en op klimt om alles te ontdekken.
Met zijn enorme poten davert hij op de andere katten in huis af. Hij wil gewoon spelen (weten we nu), maar door zijn nogal onbehouwen gedrag wordt dat niet zo op prijs gesteld. Vooral niet door Penny. Ze gromt, blaast en mauwt alsof hij haar iets heel ergs aan doet.
Saar vertoont haar gewone gedrag: zo lang hij niet in haar buurt komt is het prima, komt hij te dichtbij dat slaat ze. En Saar slaat raak, dus na een paar keer laat hij dat wel uit zijn katerkop.
Springer vindt het eerst een beetje eng, maar uiteindelijk ook wel prima. Springer is een buitengewoon makkelijke, lieve kater.

Penny echter is vastbesloten om hem niet leuk te vinden. Ze eten naast elkaar (want honger), maar verder moet hij niet in haar buurt komen. En dat doet hij dus wel. We horen ze regelmatig flink ruziën. Het is duidelijk: ze hebben het niet gezellig. Penny, toch de gezelligste kat die we ooit hebben gehad, gedraagt zich mopperig en is de hele dag alleen maar aan het kijken of ze Quibus ergens ziet. Ze komt ook niet meer ontspannen bij me zitten, niet op schoot, maar ook niet op mijn werkkamer.
 
Dit plekje is nog wel veilig...
 
Waar is dat enge beest?
Quibus trekt zich er allemaal weinig van aan; hij vreet me de oren van het hoofd en maakt veelvuldig gebruik van de kattenbakken. Hij gedraagt zich goed, maar heeft nog wel een lastig punt: als hij kans ziet om de slaapkamer in te komen, plast hij onmiddellijk op bed. Gelukkig steeds op het dekbed, dat kan ik wassen, maar het is natuurlijk wachten tot het een keer mis gaat en hij op de matras plast. En dan heb ik wel echt een probleem. Zaak dus om de slaapkamerdeur heel goed dicht te houden, maar Penny is gewend dat ze er wel in mag (ze komt elke avond iets lekkers halen) en dat is nu ook lastig. Bovendien ben ik niet gewend om de deur steeds dicht te houden, als ik boven bezig ben staat de deur vaak open, dus ik moet echt opletten.

De eerste weken denk ik: het komt wel goed, het is gewoon even wennen. Maar na een week of vijf begin ik toch te twijfelen… het lijkt wel of de ruzies tussen Penny en Quibus erger worden, in plaats van dat ze een beetje aan elkaar wennen. De gezellige Penny die de hele dag tegen me kletst en altijd bij me in de buurt is lijkt verdwenen. Heel stiekem twijfel ik zelfs aan de haalbaarheid van deze twee samen in huis; zou ik serieus moeten overwegen dat hij teruggaat?

Maar dat wil ik helemaal niet! Want wil hij in het begin nog niet zo veel weten van aanhalen, inmiddels is hij vaste bezoeker van mijn bureau als ik aan het werk ben (en daar is Penny dan weer niet blij mee, want die lag er ook vaak), kruipt hij ’s avond gezellig bij René op de bank en geeft hij enthousiast kopjes.
 
 Gezellig in de buurt.
 
Dan zijn we een tijdje aan het tobben met Saar, wier kiezen 'getrokken' moeten worden, komt Renate op bezoek en is er even niet heel veel tijd om te kijken hoe het gaat tussen onze twee boskatten.

Vandaag is hij dus twee geworden. En maakt ruim twee maanden deel uit van ons kattengezin. Penny vindt hem nog steeds niet leuk. Maar van echte ruzies is geen sprake, en hoewel onze dramaqueen enorm veel misbaar maakt als hij in haar buurt komt (en dat doet hij nog steeds), gaat ze wel weer rustig bij me liggen, zonder in de gaten te houden waar haar belager is. Zij gaat ’s avonds even mee naar de slaapkamer voor iets lekkers en een knuffel en dan zet ik haar weer op de gang. Quibus vindt het prima. Hij doet zelfs geen poging meer om mee te gaan naar de slaapkamer. Hij ligt gezellig met Springer op de poef. Die twee kunnen het inmiddels prima met elkaar vinden.

Penny ligt inmiddels weer ontspannen bij me...
Zijn haar begint te groeien, heel langzaam zien we de contouren van een kraag verschijnen. Met een beetje fantasie zien we al die fantastische rode boskater die hij gaat worden. Nee, Penny zal het er mee moeten doen (en ik heb toch wel hoop dat ze er nog wat rustiger onder wordt): Quibus blijft!
 
 
 


 

woensdag 23 juli 2014

Vandaag…


Het is dinsdagmorgen 23 juli, tien uur. Op dit moment hoor ik op Schiphol te zijn. Bagage ingecheckt (ja natuurlijk ook die drie keer 23,5  kilo extra) en lekker aan een kop koffie in afwachting van het vertrek van KL535 naar Entebbe. Samen met mijn broer en mijn bijna 80-jarige moeder. Op weg naar een heel bijzondere vakantie in Oeganda en Kenia (want wie kan er nou zeggen dat-ie de 80ste verjaardag van haar moeder viert met haar broer en de bijna-jarige zelf in Afrika), op weg naar ‘mijn’ Bulungikinderen en vooral: op weg naar mijn kind, mijn oudste dochter, die ik nu al weer een jaar niet gezien heb. Vanavond zal ik haar eindelijk weer kunnen vasthouden.
Maar ik zit thuis, achter mijn pc. Deze blog - die ik niet tikken wil - te tikken.

Een ruime week geleden bel ik – zoals bijna elke dag – mijn moeder. Ze voelt zich niet zo lekker en heeft slecht geslapen. Ze slaapt bijna elke nacht slecht, dus dat is geen verrassing. Het is warm, daar kan ze niet goed tegen, dus dat ze zich niet zo lekker voelt, doet ook nog geen alarmbellen rinkelen. Bovendien moet ze haar koffers pakken voor de reis, en dat is iets waar ze altijd erg tegenop ziet. Een reden te meer om je niet zo lekker te voelen.

Maar dit keer geeft ze aan dat ze druk op haar borst voelt, al een paar uur. Dát triggert wel. ‘Bel even de huisartsenpost’, vraag ik haar. Voor de zekerheid. Min of meer in de veronderstelling dat we dan misschien even langs moeten komen en dat dan waarschijnlijk zal blijken dat ze inderdaad gewoon moe is en last van de warmte heeft.
Niets blijkt minder waar: de huisartsenpost is ook getriggerd en stuurt een ambulance. Het ambulancepersoneel constateert een hartinfarct en voor ik het weet zit ik in de ambulance die met loeiende sirene over de dijk van Deventer naar Zwolle scheurt (mocht ik ooit een omscholing nodig hebben: ik ben niet voor ambulancechauffeur in de wieg gelegd…). Ze moet gedotterd en hoe eerder dat gebeurt, hoe meer de schade beperkt zal worden.
In Zwolle aangekomen rennen we in draf door het ziekenhuis naar de dotterafdeling. Een uurtje later is ze klaar en ligt – redelijk monter, want de druk op de borst is weg – aan allerlei toeters en bellen op de afdeling hartbewaking.
Om een lang verhaal kort te maken: via de hartbewaking in Deventer en daarna nog twee nachtjes de ‘gewone’ afdeling, is ze na een paar dagen weer terug in haar eigen huis. Met een flinke dosis medicijnen en afspraken voor nazorg, een scan en fysiotherapie. Een beetje moe nog (en het is nog steeds warm…), maar verder eigenlijk best in orde.
Ze mag de eerste zes weken niet autorijden en van vliegen kan de eerste maanden geen sprake zijn.

In de kleine week dat ze in het ziekenhuis ligt, ren ik van hot naar haar en probeer tussentijds ook nog te werken, er moet nog een en ander af. Dat lukt; vooral omdat er een hele dag gepland was voor overleg. Die dag maak ik niet mee, omdat ik grotendeels in Zwolle zit, maar tussendoor en ’s avonds nog wel een paar uurtjes kan werken. Er blijven die donderdag nog een paar kleine dingen liggen, maar ach… tijd genoeg nu om die thuis in het weekend even af te maken.

Want geen vakantie naar Oeganda en Kenia. Dat is jammer. Heel jammer. Toch? Maar er zijn ergere dingen op de wereld, houd ik me voor. Een paar weken geleden heeft de zoon van lieve vrienden zelf een einde aan zijn leven gemaakt. Tijdens zijn crematie bedenk ik dat hij en mijn oudste dochter maar een paar weken in leeftijd schelen. Ok, dan baal ik wel eens dat ze zo ver weg zit, maar ze is er wel ‘gewoon’. En ze doet wat ze graag wil doen (en wat ik helemaal begrijp). Dus moet ik niet zeuren dat er 7000 kilometer zit tussen haar en mij.

En ja, het is (veel) te druk op mijn werk, en ja, ik heb me een beetje verslikt in de vrijwilligersklussen en het werk voor mijn eigen tokootje, maar ik houd me steeds voor dat dat straks allemaal goed komt als ik lekker drie weken op vakantie ga. Natuurlijk moet ik daar nog van alles voor doen, maar hé, ik heb nog vijf dagen vrij voor ik weg ga, dus dat komt ook goed.
Denk ik dan nog. Nu niet meer. Want de vakantie gaat dus niet door. Dat is jammer. Heel jammer. Toch? Maar er zijn ergere dingen op de wereld. Als we donderdag uit het ziekenhuis naar huis rijden horen we dat er boven Oekraïne een vliegtuig is neergestort. Bijzonderheden zijn dan nog niet bekend. Die komen in de loop van de volgende dagen. En zijn erg, heel erg. Dát zijn de erge dingen van deze wereld.

Vandaag is een dag van nationale rouw. Voor al die slachtoffers en vooral voor al die ontredderde nabestaanden die in een klap hun geliefden, vrienden, collega’s en buren kwijt zijn. Ik hoor de schrijnende verhalen op de radio, zie de vreselijke beelden op tv. En ik voel heel erg mee met de mensen die het betreft.

Maar ergens diep in mij zit mijn eigen verdriet; vanavond hoor ik in Entebbe te zijn. Bij Renate. En hoe ik me ook voorhoud dat er veel ergere dingen op de wereld zijn, ik raak dat gevoel niet kwijt….