zaterdag 14 mei 2011

Hoera, nestkast bewoond!


De pimpelmees is door de bonte kleuren een gemakkelijk te herkennen vogel, die enigszins lijkt op de koolmees. De pimpelmees is echter duidelijk kleiner en heeft een blauwe in plaats van een zwarte kruin. De vogel is ook goed te herkennen aan de witte wangen met de zwarte oogstreep. Doordat de pimpelmees erg klein en licht is, kan de vogel probleemloos ondersteboven aan een dunne tak hangen.

De roep van de pimpelmees klinkt als tsi tsi tsit, de zang is een hoog si si sirrr. Het hoofdvoedsel van de pimpelmees bestaat uit insecten, die de vogel in tegenstelling tot veel andere mezen ook op de grond vangt. In de winter eet de vogel voornamelijk zaden, maar toch kan de populatie pimpelmezen in strenge winters meer dan halveren. Om dit verlies te compenseren zijn de legsels tamelijk groot; de vogel legt per broedsel ongeveer tien eieren. Het nest wordt gebouwd in allerlei soorten holen en bestaat voor een groot gedeelte uit mos. Aan de binnenkant wordt het nest bedekt met een laag zacht materiaal.
 
Dat zijn de feiten over dit mooie meesje op een rijtje.

Ook een feit is dat een fanatiek mezenpaartje in ons nestkastje broedt en de jonge ouders zijn er maar wat druk mee. Op internet is te vinden dat ze zo snel zijn dat ze bijna niet op de foto te krijgen zijn, maar gelukkig hebben we ook een snelle camera….
















 

zondag 1 mei 2011

Quinn

Het is maar iets meer dan vijf maanden geleden dat ik oudtante werd. Van een klein meisje – Nynthe - dat maar een half uurtje heeft geleefd.
In februari horen we dat Nynthe in september een broertje of een zusje krijgt. Het is snel, maar papa en mama zijn er heel gelukkig mee.
De zwangerschap verloopt minder voorspoedig dan de vorige keer, maar uiteindelijk na een maand of vier lijkt het allemaal de goede kant op te gaan.
Opa en oma wagen er zelfs een vakantie aan en genieten twee weken volop in Afrika.
Vlak voor Pasen blijkt bij een controle dat het kleintje met zijn voetjes in de baarmoedermond ligt en dat is niet te bedoeling. Mama wordt meteen plat gelegd, zelfs iets achterover in de hoop dat het kindje draait. Dat doet het en een bandje om de baarmoedermond moet voorkomen dat de bevalling doorzet. De artsen hebben hoop een bevalling zo nog zeker een vijftal weken te kunnen uitstellen; in een goede neonatologiekliniek zijn er dan goede vooruitzichten voor moeder en kind. Wel wijzen ze erop dat het nog steeds mis kan gaan.

Dat doet het dan ook, de dinsdag na Pasen. Om een uur of half elf wordt er een heel klein jongetje geboren: Quinn. Hij weegt amper een half pond en is daarmee nog heel veel kleiner dan zijn zusje. Hij leeft een uurtje.
De schok is – omdat het al een paar dagen dreigt mis te gaan – iets minder groot dan in november, maar het verdriet is er zeker niet minder om; het voelt – zo kort na november – dubbel oneerlijk.

De duur van de zwangerschap heeft een aantal buitengewoon vreemde gevolgen.
- Een kindje dat geboren is na minder dan 24 weken zwangerschap hoeft niet begraven te worden. Het mag wel.
- Een kindje dat geboren is en overleden kan eigenlijk niet meer door de vader worden erkend. Gelukkig wil de ambtenaar in de gemeente waar het ziekenhuis staat dat wel doen en wordt Quinn ook voor de wet het broertje van Nynthe. Op één dag: een akte van geboorte, een akte van erkenning en een akte van overlijden.
- De begrafenisverzekering geeft niet thuis: onder de 24 weken is het kindje niet verzekerd. Als we een dag na de geboorte op bezoek komen krijgen we Quinn te zien. Hij ligt – in een heel klein jasje (van een kleine knuffel ‘geleend’) in een mooi opgemaakte doos. In de koelkast… Want geen begrafenisverzekering betekent ook geen koelplaat. Staat in de kleine lettertjes.



Vier dagen na zijn geboorte wordt Quinn begraven. Hij kan – dankzij een lieve, begripvolle kerkhofbeheerder – worden bijgeplaatst in het grafje van zijn zusje.
We begraven hem met een klein groepje mensen op een zonnige Koninginnedag in alle stilte.
Een kleine, maar lieve begrafenis, voor een heel klein, stoer, lief ventje.

zondag 24 april 2011

(Paas)eieren zoeken

Bijna 25 jaar is ze (en dat wil ze vieren in de kroeg, net als haar oudste zus heeft gedaan!), maar bij Pasen hoort voor haar het zoeken van (chocolade-eieren) die de Paashaas in de tuin heeft verstopt.
Meestal gaat Merette op Eerste Paasdag mee met René naar de viering op De Lathmer, maar na twee verjaardagen waarop ze erg laat naar bed is gegaan wil ze uitslapen.
Dat is lastig en geeft de Paashaas niet veel gelegenheid om de eitjes te verstoppen, want natuurlijk is ze meteen haar bed uit als ze me hoort.
Ik ruim nog wat overblijfselen op van de verjaardag van gisteren in de hoop dat ze misschien even naar boven gaat, maar ze kijkt wel uit: die eieren moeten nog gezocht worden en voor die tijd gaat ze nergens heen.
Ik vis de zak met eieren uit zijn schuilplaats en prop hem onder mijn shirt.
‘Ik zie niks hoor!’, kondigt ze aan.
‘Nee hè’, zeg ik. ‘Niet stiekem kijken hoor!’
Dat belooft ze grif. Ik ga naar buiten en leg de tuin vol felgekleurde chocolade-eieren. Ik doe weinig moeite om ze te verstoppen: dan vindt ze ze namelijk niet en dan is het helemaal niet leuk.





Ik ga weer naar binnen, waar ze keurig aan tafel zit te kleuren. Nee, ze heeft echt niet gekeken. Voor de vorm pak ik nog even de vaatwasser in.
Daarna zeg ik: ‘Merette, moet je niet eens eieren gaan zoeken?’
‘Echt?’
‘Ja hoor, ga maar kijken in de tuin!’



Buitengewoon verrast gaat ze de tuin in. Ze is blij met elk ei dat ze vindt. Amper drie minuten later zit de schaal vol. Wat zou ik soms graag eens weten hoe dit verhaal nu in haar hoofd zit, want we spelen een spelletje: zij weet het, ik weet het, maar we kunnen het niet overslaan en ze geniet ervan met volle teugen.
De schaal met eieren staat op tafel: Pasen kan beginnen.


Oh enne… de fotowedstrijd hebben we gewonnen!