donderdag 9 oktober 2008

Sumberglagah; de andere kant van Indonesië (3 )

We verlaten het ziekenhuis om naar het dorpje te gaan. Dat ligt op een paar honderd meter, maar dat mogen we beslist niet lopen. Stel je voor! Er worden twee grote SUV’s aangerukt (per inwoner zijn er niet veel auto’s volgens de boekjes, maar de auto’s die er zijn zijn allemaal groot en heel nieuw…)
In het dorp wonen allemaal gezinnen waarvan minimaal een gezinslid lepra heeft (gehad). In dit dorp bouwen ze weer een leven op, de kinderen gaan naar school, de volwassenen werken. Ze hebben een winkeltje, een stukje land of een kwekerij. Bijna altijd gefinancierd met een microkrediet.
We gaan eerst naar Sulima, weduwe van de man die lange tijd chief van het dorp is geweest. ‘Een hele goede chief’, vertrouwt Diana me toe. ‘We zijn niet blij met de chief die er nu is, maar we kunnen er niet veel aan doen. Er is wel een goede vice-chief, daar kunnen we prima mee werken. En met dokter Nanang, de directeur van het ziekenhuis ook. Ik hoop dat die nog heel lang blijft. Samen negeren we de huidige chief gewoon en dan komt het wel goed!’
Sulima staat met een baby op haar arm op ons te wachten. Het is haar kleinkind, haar dochter staat wat verlegen op de achtergrond. ‘Dat kind is veertien!’ roept Renate. Maar we vergissen ons: ze is 18 en dan hebben bijna alle meisjes hier al lang een kind. ‘We willen wel dat ze langer naar school gaan’, verzucht Diana, ‘en we willen dat ook zeker financieel ondersteunen. Maar het is hier zo gewoon geworden dat ze op hun vijftiende, zestiende gaan trouwen, en dan willen ze dat allemaal. Dat is niet tegen te houden. Dan proberen we er in elk geval voor te zorgen dat ze hun eigen geld kunnen verdienen door ze met een microkrediet te helpen om iets op te bouwen. Ze krijgen niks, ze moeten alles terugbetalen, al zijn we soms wel coulant met de termijnen.’
Sulima maakt van de gelegenheid om Diana te vragen om een nieuw krediet. Ze wil – samen met haar nieuwe echtgenoot – een stuk land kopen en heeft daar 5 miljoen roepia’s voor nodig (€ 350). ‘Dat krijgt ze niet hoor, dat is veel te veel. Dan kopen ze te veel land en kunnen het vervolgens niet behappen. We gaan met ze om tafel om eens te kijken hoeveel land ze aan kunnen en dan krijgt ze wel een krediet. Maar met twee of drie miljoen zijn ze prima geholpen’ beslist Diana meteen. Twee of drie miljoen roepia’s, dat is een bedrag tussen de € 140 en € 210!
Een paar huisjes verderop wil een vrouw ons heel graag het pakhuis laten zien dat ze met behulp van een krediet hebben gebouwd. Ze bewaren en drogen er kapok, dat vervolgens wordt verkocht aan de fabriek. Het pakhuis is niet veel meer dan een bamboe schuur, maar het zorgt ervoor dat er geld binnen komt. Ze wil binnenkort een aanvraag doen voor een nieuw krediet en een tweede pakhuis bouwen.
We hebben pennen en kleine hebbedingetjes voor meisjes meegenomen: knipjes, kettinkjes, armbandjes. De kinderen zijn er dol op en we delen grif uit.
Ook hier zijn de mensen allemaal heel vriendelijk. Ik voel met nog steeds een beetje een voyeur. Diana verzekert me dat de mensen het geweldig vinden dat we er zijn. ‘Ze krijgen echt nooit aandacht van buitenlanders, ze vinden het heel bijzonder dat jullie langskomen.’



Diana neemt ons mee naar een huisje waar een paar kassen bij staan en waar heel veel planten in de tuin staan. Het is een kwekerij en de trots van een wat oudere man. Hij ziet heel weinig, zijn ogen zijn aangetast door de lepra. Hij heeft een arm- en een beenprothese, maar is toch in staat zijn planten te kweken. Ze staan er prachtig bij. Of zijn dochter en zijn vrouw hem helpen bij de verzorging van de planten? Nee, hij doet het allemaal alleen.
Diana: ‘Wat hij heeft opgebouwd is zó knap. Hij ziet bijna niks, heeft flinke beperkingen aan zijn arm en been, maar is altijd met zijn planten in de weer.’
We bewonderen zijn kassen en zijn planten. Renate en Roosmarijn krijgen een uitgebreide uitleg in het Bahasa Indonisia. Ze proberen de man uit te leggen dat ze dat niet verstaan, maar hij laat zich er niet door weerhouden en blijft enthousiast vertellen over de planten die hij kweekt (we nemen tenminste maar aan dat het daarover gaat…)

Onderweg komen we een oudere vrouw tegen die bezorgd haar hand aan Diana laat zien. Ze heeft een klauwhand. Haar vingers zitten zo strak tegen haar handpalm aan dat ze de plek niet kan afdrogen als ze haar handen heeft gewassen. Gevolg: een nare smetplek, die niet meer geneest. ‘Ze voelt er niks van’, legt Diana uit. ‘Maar er moet wel wat aan gebeuren, anders vreet het haar hele hand aan.’
Dan komen we bij het huis waar Irmawati woont, een inmiddels zestienjarig meisje dat Wieke tijdens haar acties leerde kennen, toen ze nog heel klein was. Ze loopt op blote voeten. Draagt een spijkerbroek met wijde pijpen die ruim over haar voeten valt. Zo is nauwelijks te zien dat haar voeten behoorlijk misvormd zijn door de lepra. ‘Ze zou haar speciale sandalen moeten dragen,’ foetert Diana. Het meisje lacht verlegen. ‘Volgende maand gaat ze trouwen. Zo jammer! Ze zou nog een opleiding moeten doen in plaats van hier volgend jaar met een kind te lopen. Gelukkig heeft haar verloofde wel een baan, dus er komt in elk geval geld binnen.’


Irmawati wil wel met haar aanstaande op de foto. Ze zien er gelukkig uit zo samen. We wensen het jonge stel veel geluk en zoeken dan de auto’s weer op.

We nemen afscheid van Dokter Nanang en Dokter Ratna Kusuma. Diana moet eigenlijk al terug naar Surabaja, maar gelukkig wil ze het eerste stuk van de route wel afleggen bij ons in de bus. De auto die haar naar huis brengt rijdt achter ons aan.
In de bus praten we nog wat na. We hebben geld bij ons (met de verzekering van Wieke dat Diana van elke euro er twee weet te maken en dat het absoluut op de goede plek terecht komt) en een paar persoonlijke cadeautjes voor Diana. Wat heerlijk dat we zeker weten dat het met een paar van die microkredietjes nu wel goed komt.
‘You’re a special family’, zegt Diana. Ik zeg dat ik ons niet zo heel bijzonder vind. ‘Jawel. Dat zijn jullie wel. Dat je een hele dag van je vakantie opoffert om naar dit project kijken, dat is heel bijzonder. Dat heeft nog nooit iemand gedaan.’
Daar ben ik dan weer stil van. Wij deden het wel. En het werd een van de meest bijzondere dagen van de vakantie.
Sumberglagah staat voor altijd op mijn netvlies.

Geen opmerkingen: