woensdag 28 oktober 2009

Hoera de wereld vergaat niet!!

Volgens een oude Mayakalender zou de wereld vergaan op 21 december 2012. Volgens ene Johan uit een klas van de reünie gebeurt er in oktober 2011 volgens diezelfde Mayakalender iets dat de wereld geheel op zijn kop zet: oude waarden verplaatsen, maar maken nog wel plaats voor iets nieuws. Die nieuwe wereld is overigens wel alleen toegankelijk voor een select groepje uitverkorenen. En passant beweert hij ook nog even dat kanker in stand gehouden wordt door de farmacie en dat het journaal ons alleen maar onwaarheden vertelt: het nieuws is een groot complot en alles wat we zien en horen is beslist niet waar, te beginnen met de aanslagen van 9/11 en het klimaatverhaal van Al Gore.
Complotten zijn het allemaal, verzinsels om ons zand in de ogen te strooien. Nou snap ik nog dat je de farmaciewereld in de schoenen wilt schuiven dat ze erg graag producten willen blijven verkopen, maar waarom ik moet geloven dat de CIA zelf zo ongeveer de Twin Towers in is gevlogen ontgaat mij volledig. Maar goed: ieder zijn ding.

Maar goed: die Mayakalender. Ze waren beslist heel slim die Zuid-Amerikaanse indianen. Ze berekenden (en bouwden) de prachtigste dingen en eigenlijk weet nog niemand hoe ze dat konden doen met de – in onze ogen – beperkte middelen die hen ter beschikking stonden.
Dat geeft toch te denken over hun kalender die de scheppingsdatum (11 augustus 3114 voor Christus) aangeeft en vertelt dat op 21 december 2012 het einde van een tijdperk is aangebroken.

Maar…er is weer hoop! Andreas Fuls, aardwetenschapper van beroep, heeft een fout ontdekt in de kalender. Op basis van een oude Mayatabel waarop de standen van Venus staan en nieuw ontdekte inscripties en voorwerpen heeft hij nu berekent dat Mayakalender pas stopt op 21, 22 of 23 december 2220.
Gelukkig! Kunnen we gewoon weer plannen maken voor 2013.

PS: Overigens denkt deze meneer Fuls dat de Maya’s na het einde van de kalender gewoon beginnen met een nieuwe kalender. Kijk daar hou ik van: het glas is gewoon halfvol!

zondag 25 oktober 2009

Seizoenen

De wintertijd is ingegaan. Er zijn veel mensen die mopperen: bah, vroeg donker, koud, regen, ik wou dat het al weer zomer was.
Ik heb er geen last van. Ik houd van het voorjaar, met zijn frisse groen, de jonge dieren en de kleuren van de bollen. Ik houd van de zomer (als er het niet al te warm is, want daar kan ik niet heel goed tegen) met zijn lange avonden, de vogels die je ’s morgens wakker zingen, de vuurkorf en de koele wijntjes. Ik houd ook van de winter: Sinterklaas, kerst, oud & nieuw. Cadeautjes, kaarsen, lekker eten en het gevoel van ‘lekker thuis’. Kou (doe mij maar het weer van de Elfstedentocht!), heerlijk!
En ik houd van de herfst. Met zijn regen, hagel en wind. Maar vooral: met zijn prachtige kleuren in de zon.
Ik zou niet kunnen aarden in een land waar het altijd mooi weer is. Juist de afwisseling van de seizoenen maakt mij heel gelukkig. Wat bof ik toch dat ik in Nederland geboren ben…

zondag 11 oktober 2009

Sedoomvedown


Mongooltje, Mongool. Jaren lang werd dit woord gebruikt om mensen met het Syndroom van Down aan te duiden. De ontdekker van het syndroom: Dr. John Langdon Haydon Down stelde vast dat mensen met het Syndroom van Down uiterlijke overeenkomsten vertoonden met de bewoners van Mongolië. de scheefstaande ogen, het vaak platte achterhoofd, je ziet ze terug bij de enige echte Mongolen van deze wereld: de bewoners van het land Mongolië.
Toen Merette geboren werd – 23 jaar geleden – werd het woord mongooltje nog vaak gebruikt om haar syndroom aan te duiden. Dat was niet vervelend bedoeld en dat heb ik ook nooit zo ervaren. Zelf heb ik het woord nooit gebruikt. Merette heeft het Syndroom van Down. Een syndroom dat inhoudt dat ze bepaalde uiterlijke kenmerken, 47 chromosomen en een verstandelijke beperking heeft. Ze lijdt er niet aan, ze heeft het. Ze is niet haar syndroom, ze heeft een syndroom.
Dat is soms moeilijk genoeg. Voor ons, maar ook voor haar. Want ze kent het woord Mongool maar al te goed, met als het woord Syndroom van Down. Ze herkent het ook als ze andere mensen tegenkomt met DS. ‘Die is gehandicapt’, constateert ze dan. ‘Wat heeft-ie dan?’ vraag ik meestal. ‘Weetniet’ zegt ze schouderophalend. ‘Jawel Merette, dat weet je best!’ ‘Sedoomvedown’, mompelt ze dan, want ergens ervaart ze het toch als iets wat niet helemaal goed is. ‘Ja Merette, en dat heb jij ook’, zeg ik dan. ‘En dat geeft helemaal niks, want je bent lekker mijn Merette. En wij vinden dat helemaal niet erg, dat hoort gewoon bij jou.’
Zelf zal ze het woord Mongool overigens nooit gebruiken. Niet omdat wij haar dat geleerd hebben, ze doet het gewoon niet.

Mongool wordt gebruikt als scheldwoord, vaak met het woord achterlijk er nog even fijntjes voor gezet. Voor mij valt het als scheldwoord in dezelfde categorie als ‘vuile hoer’ (omdat je toevallig een vrouw bent) of ‘kankerlijer’ (als je iets doet wat een ander niet aanstaat). Ik heb lieve vriendinnen verloren aan kanker en wordt laaiend als ik het woord hoor. Mijn kinderen hebben deze woorden in elk geval nooit gebruikt en als ik het hoor zal ik kinderen (en volwassenen) er altijd op aanspreken. Dat geldt wat mij betreft ook voor het woord Mongool.
Natuurlijk weet ik dat het niet persoonlijk is bedoeld. Dat het wordt gezegd door mensen die Merette (of een ander Downtje) niet kennen (want dan laat je het wel uit je hoofd). Ik weet dat schelden gebeurt uit onmacht en uit woede en meestal door mensen die niet beter weten.
Maar het doet wel pijn. Nog steeds. Zoals René zegt: ‘het snijdt door je ziel’. (En hij hoort het nogal eens op het schoolplein…)
Altijd als ik het hoor (of lees) denk ik aan mijn prachtige, sociale dochter. Aan alle moeite die we hebben gedaan om van haar een leuke volwassene te maken, die lekker in haar vel zit en – op haar manier – een waardevolle bijdrage levert aan onze hectische maatschappij. Door wie ze is, door wat ze doet. Door haar levensvreugde (want als er iemand geniet van het leven is het Merette wel).

Die vanmorgen ziet dat er aardappelen klaar staan om geschild te worden (maar de juiste pan zat nog in de vaatwasser) en meteen roept ‘ik schil aardappelen voor jou!’ En die twee minuten later druk in de weer is met de dunschiller: tong uit haar mond van inspanning ‘want dan hoeft mama dat straks niet meer te doen’.
Vanmorgen lees ik het woord op Hyves. Achteloos gebruikt door iemand die boos is vanwege een gestolen fiets. Iemand die goed is in taal en van wie je beter zou verwachten dan dergelijk taalgebruik te bezigen op internet en twitter.
En hoe ik ook probeer me ervoor af te sluiten: het doet pijn. Het snijdt door mijn ziel. Dat gaat nooit meer over….

vrijdag 9 oktober 2009

Celebrate love and life!

Ik heb Sjoukje nooit gekend. Maar in november 2008 sluipt ze mijn leven in.
Op 20 december staat ons familiekerstdiner gepland. Beetje vroeg, maar dat komt doordat een deel van de familie de kerstvakantie in Afrika gaat doorbrengen.
Dan belt mijn broer: of het erg is dat het diner niet doorgaat? Sjoukje, een studie- en muziekvriendin wordt 40 en geeft een feest onder het motto: 'Celebrate love and life'. En de kans bestaat dat het meteen haar laatste verjaardag is want ze heeft A.L.S. Een zeer progressieve ziekte die de zenuwbanen aantast die de spieren aan moeten sturen. Al je lichaamsfuncties vallen uit en uiteindelijk houden ook je ademhalingsspieren er mee op.
Sjoukje is zwanger van haar derde kind als de eerste verschijnselen zich openbaren, maar pas na haar zwangerschap wordt de diagnose gesteld: een onherroepelijk doodvonnis.
Daarbij valt ons kerstdiner in het niet. Natuurlijk moeten ze naar dat feest!
Vlak na haar verjaardag in december is Sjoukje te zien in De wandeling, een tv-programma van de KRO. Het is een hartverscheurend verhaal: een echtpaar met drie jonge kinderen, waarvan de moeder in een rolstoel zit (en op haar verjaardag nog net met twee handen haar glas champagne kon vasthouden) en langzamerhand de totale controle over haar lichaam verliest.
Ze heeft een blog op hyves en vanaf dat moment ben ik een trouwe lezer.
Sjoukje overlijdt in juni, een paar dagen voor de eerste verjaardag van haar jongste dochter.
Een kleine maand ervoor heeft Han, haar man haar aangemeld bij Persoon van het jaar.
Daar kun je mensen nomineren (ik kan het woord nomineren bijna niet meer uit mijn computer krijgen, maar voor deze keer…). Het gaat er niet zozeer om om Sjoukje op die eerste plek te krijgen (want die heeft haar eerste plek bij heel veel mensen al lang binnen…), maar om meer bekendheid voor A.L.S. De ziekte is weinig bekend en dat betekent simpelweg dat er ook weinig geld is voor onderzoek.
Vanaf die tijd stem ik trouw. Elke dag. Dat mag op die site.
Sjoukje staat bovenaan, met meer dan 60.000 stemmen. Elke dag is er een trouwe groep mensen die op haar stemt, maar die groep is wel veel kleiner geworden dan dat hij in juni-juli van dit jaar was. Zo gaan die dingen. Sinds een maand hebben fans van Michel Jackson de site ontdekt. Hij dreigt haar in te halen.
Omdat ik zo’n bewondering heb voor Han en Sjoukje en weet hoe belangrijk het is voor heel veel andere A.L.S. patiënten wil ik iedereen wijzen op de site waarop Han alle blogs van Sjoukje heeft gezet, bijgehouden sinds ze die fatale diagnose kreeg.
Nee, ik roep niemand meer op om te stemmen (ik zou niet durven), maar als je de onbedwingbare behoefte voelt… Het kan met deze link. Het kost je elke dag een minuutje (kan de Telefoongids nog wat van leren). Ik blijf het doen tot het eind van het jaar.

zaterdag 3 oktober 2009

Kees


Hij is amper een week of zes als hij bij ons komt in 1992: een grijs gestreept katertje met witte voetjes en een witte bef. Hij komt van een boerderij en zijn moeder moet met een bezem in bedwang worden gehouden om haar kitten te kunnen pakken. ‘Waar begin je aan, die wordt nooit tam’, krijg ik van veel kanten te horen, ‘een boerderijkat went niet in een huis.’
We hebben twee katten op dat moment, Julia en Sweety, maar het lijkt ons leuk voor de meiden om een kitten in huis te halen zodat ze samen kunnen opgroeien.
We noemen hem Kees. Niet omdat we dat nou zo’n fantastische naam vinden voor een kater, maar omdat het een van de weinige woorden is die Merette kan uitspreken.
Kees gedijt prima in het drukke gezin. Nooit krabt of bijt hij iemand. Als het hem allemaal te druk wordt gaat hij gewoon weg, zoekt een plekje waar de kinderen hem niet kunnen vinden en komt weer tevoorschijn als de rust is weergekeerd.
Groot wordt hij niet, hij blijft er uit zien als een jong katje. Maar stoer is hij wel: er komt geen vreemde kat in de tuin als hij dat niet wil. Hij jaagt ze er allemaal met verve uit, een enkele uitzondering – hij heeft zo zijn voorkeuren – daargelaten.
In ons oude huis zit hij altijd op René te wachten als hij thuis komt van school. Op de parkeerplaats, die een meter of 50 van ons huis ligt. Met een ‘prrrt’ geeft hij een kopje en wandelt mee naar huis.
Een weekend Centre Parcs lijkt even in een drama te eindigen: Kees is onvindbaar als we thuiskomen. Gelukkig zit hij in het asiel.
Als we in 1999 verhuizen is hij de eerste dag dat hij naar buiten mag verdwenen. We zoeken hem overal en op een gegeven moment horen we hem roepen. Hij zit ergens op een enorme zandberg in het hoge gras en wacht keurig tot René hem daar af komt halen.
Als de twee oude dames er niet meer zijn komt Saartje, een kleine lapjespoes. Saar krijgt verschillende keren een nestje. Dat kan hem niet bekoren en in eerste instantie blaast hij naar de kittens en keert ze vervolgens de rug toe. Als de kittens de mand uit komen en het huis gaan verkennen, probeert hij ze te laten schrikken door heel erg te blazen en te slaan, maar na een dag legt hij zich bij het onvermijdelijke neer en keurt ze geen blik meer waardig. Dat een paar van de kittens bij ons blijven wonen, vindt hij geen probleem. En die ene die bij de buren gaat wonen, mag ook altijd gewoon bij ons in de tuin komen. Toch een beetje familie…
Vlakbij ons huis is een bushalte. Als Kees behoefte heeft aan een extra knuffel, kuiert hij naar de bushalte en geeft kopjes aan mensen die op de bus staan te wachten. Ik ben wel eens bang geweest dat hij in zou stappen, maar dat heeft hij nooit gedaan.
Eigenlijk heb ik altijd gedacht dat Kees niet oud zou worden. Toen hij klein was, heeft hij twee keer enorme blaasproblemen gehad en is er zelfs even sprake van geweest dat de dierenarts een meisje van hem moet maken. Met dieetvoer gaat het uiteindelijk prima. Kost een paar cent, maar dan heb je ook wat…

Stiekem wordt hij ouder, vijftien, zestien jaar. Hij wordt een beetje doof en is niet meer zo heel snel. Maar kan nog steeds vol overgave achter vliegjes aan springen in de tuin en spelen met blaadjes die van de bomen vallen. En natuurlijk genieten van het zonnetje, want elk straaltje zon gebruikt hij om in te liggen soezen.


De laatste maanden wordt hij heel mager. Gaat heel veel drinken. Hij drinkt graag uit de kraan (van kleins af aan gedaan), maar nu wil hij dat de hele dag.
En hij krabt, tot bloedens toe soms. Naar de dierenarts dus maar. Die kijkt bedenkelijk. ‘Zeventien…tja, dat is wel heel oud. Dan krijgen ze last van ouderdomsverschijnselen en daar kan ik niet altijd meer wat aan doen. Maar ik kan nog een hormoonkuurtje proberen voor het krabben.’
Dat helpt, het krabben houdt op. Maar het drinken wordt meer. Het lijkt wel of hij alleen nog maar drinkt en plast.
Dan houdt hij ook op met eten. Zacht voer gehaald, maar ook daar heeft hij weinig zin meer in. Voor een stukje kip en een eidooier komt hij nog wel bij me, maar zelfs dat eet hij niet meer van harte. Ook zijn gezellig ‘prrrrt’ laat hij niet meer horen als je hem aanhaalt.
Op een ochtend valt hij om als hij probeert te lopen. Dan is voor mij de maat vol. Dit wil ik niet. Een kat hoort te spelen en te genieten van het leven. Dit magere, kleine hoopje kat heeft geen plezier meer. Ik bel de dierenarts en ook hij vindt dat het nu waarschijnlijk tijd is om hem een spuitje te geven.
Met pijn in ons hart pakken we de reismand en brengen Kees naar de dierenarts. Die bekijkt het magere lijfje en bevestigt wat hij al dacht: Kees is oud en op.
Een half uurtje later staan we buiten. Met lege mand (en een bekeuring omdat de parkeermeter het niet deed en we niet verder wilden zoeken…).
Het is de juiste beslissing: een dier waar je zo veel plezier aan hebt beleefd, gun je een rustige, pijnloze dood. Dat heeft hij aan ons verdiend. We hebben hem ruim 17 jaren had en hij heeft het goed gehad bij ons. Verstandelijk is het allemaal heel makkelijk te beredeneren.
Nu spookt er al dagen een heel zoet kattenliedje door mijn hoofd. Ik weet niet waar ik het van ken, maar ik kom er niet van af:
‘Nou mag iedereen beweren, ’t was een doodgewone kat, maar wat hebben wij elkaar toch vele jaren lief gehad…’