zondag 2 juli 2017

En dan zijn ze ineens in Nederland…


In mei zijn we twee-en-een-halve week in Oeganda, bij Martin, Renate en Luca. De eerste anderhalve week wil Luca nog niet al te veel van ons weten, hij vindt het gezellig dat we er zijn, maar eten geven, naar bed brengen, troosten, dat is toch allemaal voorbehouden aan papa, mama en Josephine, zijn nanny. Als we een paar dagen met zijn allen op safari zijn geweest, wordt het beter en wil hij wel op schoot en gezellig een boekje lezen. En zwemmen! Met Merette is hij dikke maatjes; hij noemt haar Táánte, en je kunt je voorstellen hoe trots ze is. Wij zijn mma en mma. Woorden die met een klinker beginnen zijn nog net te moeilijk. En ja, net als hij aan ons gewend is, moeten we weer naar huis…

Maar dan, als we een week of drie thuis zijn, komt er een telefoontje. ‘Mam, ik wil een week of zes bij jullie komen met Luca. Is dat ok? Even lekker genieten van Nederland en dan daarna hier weer lekker aan het werk.' Eh… ja, natuurlijk is dat ok.  Leuk! 

Ze oppert het idee op 21 juni, de 22e hebben we een bruiloft, de 23e boeken we een ticket (aankomst de 29e om zeven uur ’s morgens), de 24e heeft Merette zwemwedstrijden, de 25e moeten we koekhappen (u weet wel, een wereldrecordpoging in onze eigen koekstad) en in datzelfde weekend moet dan ook de kamer waar ze met Luca verblijft als ze in Nederland is, in orde gemaakt worden. Daar moeten we snel mee beginnen en dat valt Merette natuurlijk ook op. ‘Ja, ik denk dat Renate en Luca deze zomer nog wel even komen’, leg ik uit. ‘Maar na jouw verjaardag!’ Ze is de 30e jarig en het zou natuurlijk een geweldig verjaardagscadeau zijn als Luca en Renate daar onverwacht bij zijn. Dus doen we nog even geheimzinnig.

Het lukt om het kamertje in orde te krijgen (vraag niet hoe zolder, slaap- en werkkamer er uit zien), speeltjes voor Luca aan te schaffen (zó fijn dat ik dat dan even ongegeneerd mag doen) en de donderdag vrij te regelen op mijn werk, zodat ik mee kan naar Schiphol.

Tussen de bedrijven door moeten er ineens ook afspraken gemaakt worden met huisarts en specialist, omdat Renate een onverwacht medisch probleem heeft, waarvan het handig is dat ze dat in Nederland even laat checken. Ook dat weet ik te regelen.

Donderdagmorgen om half acht zijn ze er: een moe klein jongetje dat de vlucht prima heeft doorstaan, maar te weinig heeft geslapen. Zijn ballon met Nijntje is meteen zijn grootste vriend. Het is druk op de weg en zonder koffie rijden we rechtstreeks door naar de huisarts. De rest van de dag hangen we wat rond. Luca en Renate zijn moe. De volgende dag naar de specialist, waar - gelukkig – blijkt dat er in Oeganda loos alarm is geslagen.

Dus kunnen we met een gerust hart ’s avonds naar de verjaardag van Merette. Plan: wij (René en ik), gaan erheen met de cadeautjes en dan mag ze skypen met Renate. Die zal zeggen: ‘Zal ik even met Luca op de koffie komen?’ Ze heeft Renate nog geen seconde aan de telefoon als ze haar eigen straat herkent… En dan is het nog een heel eind lopen naar haar zus en haar neefje, want die staan nog op de hoek verderop! Maar een verrassing is het.



Het is inmiddels zondag. Luca moet zijn draai nog een beetje vinden, hij is gewend om veel buiten te spelen en dat is hier een beetje anders. Maar hij heeft de fontein in de binnenstad al bezocht en vanmiddag heerlijk gespeeld op de Ulebelt (en ruzie gehad met een geit, dus waarschijnlijk morgen een blauw oog…)




Mama is vanavond uit eten. Met lieve, trouwe vrienden. Opa en oma hebben Luca gebadderd en in bed gestopt. En hij slaapt als een roos.
Alles onder controle dus. Alleen… hebben we zo goed al niemand op de hoogte gesteld van de komst van Renate en Luca. Simpelweg geen tijd voor gehad. Bij deze dus: ze zijn er. En ze blijven nog meer dan vijf weken!


vrijdag 3 februari 2017

Papa


Vandaag is het 20 jaar geleden dat je overleed in het ziekenhuis in Deventer. Mama, Remco en ik zaten aan je bed. Ik had tot dan nog nooit iemand zien doodgaan en wilde nooit afscheid nemen bij een condoleance. Dat vond ik eng. Ik was bang dat ik me de persoon niet meer zou kunnen herinneren in levende lijve. Na deze dag was ik niet meer bang, ik weet immers nog precies hoe je was! Een laatste, wijze les van jou.

Veel wijze lessen heb ik van je gehad. Vaak heel pragmatische: je best doen op school, eerlijk zijn (maar toch stiekem even iets doen wat van mama eigenlijk niet mag), op tijd komen J, niet meedoen omdat anderen het doen (als de hele klas in de IJssel springt doe jij dat toch ook niet?) en vooral: het maakt niet uit wat voor huidskleur je hebt, waar je vandaan komt, wat je religie of je geaardheid is, je bent allemaal even veel waard. Je was immers opgegroeid op Java, een  - in die tijd – tolerante smeltkroes van religies en culturen.
Toch klopte er iets niet aan die laatste les. Want er was een groep mensen op de wereld waaraan je een ongelooflijke hekel had: Japanners. Door jou consequent ‘De Jappen’ genoemd. Drie en een half jaar concentratiekamp (in het jongenskamp ben ik geweest in 2008, tijdens ons bezoek aan jouw Java) in de jaren die onbezorgd hadden moeten zijn (van je 14e tot je 18e) hadden een ongelooflijke haat jegens een bevolkingsgroep in je aangewakkerd. Begrijpelijk? Vast. Ik denk dat iedereen die jaren in een concentratiekamp heeft doorgebracht en daar verschrikkelijke dingen heeft meegemaakt, leert haten. Maar voor mij strookte (en strookt) het nog steeds niet met je boodschap én je gedrag naar mensen toe. Wat konden de mensen uit Japan er zo veel jaren na de oorlog nog aan doen? We gingen toch ook al lang weer gewoon naar Duitsland?
Geen Japans product kwam er in bij ons en toen ik al lang het huis uit was en met een Japanse auto aan kwam rijden zei je: ‘Kijk eens naar die koplampen: net spleetogen!’

Na de oorlog kwam je in Deventer, opa en oma kwamen daar vandaan en opa kon er heel snel weer aan het werk in het onderwijs. Jij moest naar school, kwam als 18-jarige tussen 14-15-jarige pubers in de klas. Pubers die jou niet begrepen en die jij niet begreep. Het was hier koud, de Nederlanders aten (toen nog) geen rijst en niemand had begrip voor wat je had meegemaakt. Je wilde terug. Terug naar het land waar je zo van hield en dat je ook altijd ‘Indië’ bent blijven noemen.
Er was een mogelijkheid om er te komen: het leger in en mee doen met de politionele acties. ‘Ik kende de taal, de cultuur, ik kon die Nederlandse jongens helpen’, was je argument, maar ik weet: je wilde gewoon terug.
Je ging. Over die tijd daar als soldaat vertelde je nauwelijks iets. Over de periode in het kamp ook niet trouwens. Maar beide perioden hebben je voorgoed beschadigd. Terug in Nederland ben je in het leger blijven hangen, je had immers geen afgeronde opleiding en het was een vaste baan. Je was een luisterend oor voor menig jong militair met problemen, zeker als ze waren uitgezonden.

Ik had een fijne vader aan jou. Streng, vooral als ik weg ging. Best ingewikkeld, want toen begreep ik niet dat dat met je oorlogsverleden te maken had. Je haalde me van dansles, of van koor in uniform. Ik wist niet beter. En speciaal op mijn verzoek kwam je dan ook op mijn bruiloft in gala-uniform.
 


Er waren wel signalen dat de oorlog niet uit je systeem verdwenen was. Sommige heel duidelijk. Toen keizer Hirohito Nederland bezocht schold je hem uit: in het Japans. Je was voor kernwapens, stel dat de Russen zouden komen. Maar sommige ook minder duidelijk. Je hield niet van de feestdagen. Het duurde lang voor ik begreep dat je vond dat ‘Vrede op aarde’ niet te vieren viel.

Op je 55e ging je met pensioen, dat was nu eenmaal zo als je in het leger had gediend. Tot die tijd had je je leven aardig op de rit, maar nu had je tijd te over om na te denken.
Je was altijd bang, bezorgd dat er iets zou gebeuren met mama, met Remco, met mij. Later met René, Elsbeth, en onze meiden. Dat ging ver, heel ver. Zo ver dat er eigenlijk niet meer met je samen te leven viel.
Remco en ik hebben je zover gekregen dat je je liet opnemen in Centrum ‘40-‘45. Het heeft niet geholpen. Ook daar wisten ze niet echt door je pantser (ik mankeer niks, die andere mensen zijn er veel erger aan toe) heen te breken en na anderhalf jaar kwam je terug naar Deventer. Niet bij mama, dat kon niet, maar in een verpleegtehuis. Daar brak je, begin januari 1997 je heup. Een heel verdrietige periode in het ziekenhuis volgde, je was bang, maar liet (weer) niet zien hoe groot je problemen waren. Een jonge psychiater constateerde doodleuk dat er waarschijnlijk helemaal geen sprake was van een oorlogstrauma, daarvoor functioneerde je – geestelijk - nog veel te goed.
Lichamelijk ging het niet goed met je, en de wil om nog te leven was er niet meer. ‘Heeft de Jap het toch nog voor elkaar gekregen’, was je bittere conclusie.
Op 3 februari 1997, vandaag 20 jaar geleden, overleed je, nog maar 69 jaar jong. Wat had ik je nog graag langer bij ons gehad, wat had ik je graag willen laten zien wat er van je drie geweldige kleindochters is geworden (ondanks de zorgen die je ook daar wel om hebt gehad). Mooie vrouwen, met een sociale kijk op de wereld en oog voor een ander. (En stiekem had ik natuurlijk ook wel graag de mooiste kleinzoon ter wereld aan je willen voorstellen: een prachtig voorbeeld van gemixte culturen. Had je wel minstens 88 moeten worden...)

En pap, ik heb geen hekel aan de Japanners, nooit gehad. Blijkbaar heb ik altijd geweten dat jouw boodschap dat elk mens, ongeacht religie, ras, huidskleur en geaardheid goed is zoals hij (of zij) is de boventoon voert en dat geen volk het verdient om langdurig gehaat te worden. Ik weet zeker dat je dat inmiddels met me eens bent!
 
Monica
 
 
 



 

zondag 22 januari 2017

Statiegeldactie Jumbo Hans Kok Colmschate


Eind december valt mijn oog op een berichtje op de Facebookpagina van Jumbo Hans Kok Colmschate. Ze zoeken vier goede doelen voor de statiegeldactie van 2017. Die vier doelen komen het hele jaar bij de flessenautomaat te hangen. Hoe meer mensen een goed doel noemen in het bericht, hoe groter de kans dat je erbij hoort.Dát is een kolfje naar mijn hand en dus stalk ik al mijn Facebookvrienden, de likers van de Bulungipagina en nog een paar Social Media-adepts met de vraag of ze Bulungi willen noemen in het berichtje van de Jumbo.

Het lukt, begin januari lees ik op Facebook dat we een van de goede doelen zijn. Ik bel met Hans Kok. Of ik nog iets kan betekenen? Iets aanleveren over Bulungi? Nou nee, het gaat volautomatisch, de flessenautomaat geeft het zelf aan. Zo, dat is even hippe techniek! Ik ben benieuwd hoe dat eruit ziet.  

Afgelopen vrijdag besluiten we dat fenomeen zelf te gaan aanschouwen. Ik moet eerlijk bekennen dat ik niet altijd mijn boodschappen bij Jumbo haal. Niet omdat ik het geen goede supermarkt vind, maar omdat ik een (ook prima) concullega aan de overkant van de straat heb en dat gewoon de kortste weg is. (En ik heb nu eenmaal altijd een tekort aan tijd….) En áls we dan naar de Jumbo gaan, laten we het gedoe met de flessen meestal achterwege. Want u weet wel, die overkant…

Maar nu gaan we: gewapend met een tas lege flessen, met zijn drieën naar de Jumbo. We doen de wekelijkse boodschappen en arriveren bij de kassa zonder een flessenautomaat te vinden. Navraag leert dat die buiten is te vinden is. Je hoeft de winkel helemaal niet in om je flessen weg te brengen! Best handig als je eens wilt opruimen, maar eigenlijk geen boodschappen nodig hebt.

We zetten de volle tassen in de auto en gaan naar de automaat. Boven de automaat hangt een geel bord waarop de vier goede doelen staan vermeld. Naast de automaat hangt nog een verrassing: Jumbo verdubbelt uw statiegeld! Dat wist ik nog niet eens!

 

 
 
Maar… we weten niet precies hoe het werkt. Dus beginnen we met één fles. Natuurlijk mag Merette het werk doen. Fles erin en zie… de automaat vraagt of je meteen een bonnetje wilt of dat je wilt doneren. Doneren dus. De vier goede doelen verschijnen op het scherm, compleet met logo. We kiezen voor Bulungi en zie… ons logo verschijnt groot op beeld en we moeten nog een keer bevestigen. Dat doen we natuurlijk. Het bonnetje is de laatste verrassing: een bedankje voor de donatie namens ons, alweer met logo!Jumbo!  Daar worden wij blij van! Heel blij!
 
 
 
 
 
 
 
Dussss.... bij deze roep ik dan ook iedereen die boodschappen doet bij de Jumbo aan de Flora: doneer ons je fles(sen). Liefst allemaal, maar we zijn ook blij met eentje. Want alle beetjes helpen! Bovendien verdubbelt de Jumbo de opbrengst.Enne… nog een klein ideetje voor de Jumbo: alle borden zien er prima uit, maar wat zou ik graag uitleggen wat Bulungi is en waar we voor staan. Er is nog best ruimte in dat flessenhok. Zal ik toch een mooi geplastificeerd A-viertje aanleveren?
Ik beloof plechtig dat ik heel vaak boodschappen kom doen!






dinsdag 3 januari 2017

Palen opzetten en scores bijhouden…


Mijn 30-jarige dochter Merette woont in mei 2017 twaalf jaar bij Zozijn. In een huis, amper een kilometer bij ons eigen huis vandaan. Met 24-uurszorg, wat betekent dat alle zorg voor haar bij Zozijn ligt. Alle zorg? Nou ja, bijna alle zorg…

Ongeveer elk tweede weekend is Merette van vrijdagmiddag tot zondagmiddag bij ons. Dat is gezellig. Samen dvd’s kijken en natuurlijk naar de Voice of Holland, lekker met papa op de bank. Kijken wij naar The Voice als ze er niet is? Nou nee, maar ze vindt het zo leuk. Die weekenden zijn redelijk afspraakvrij, want ónze afspraken zijn voor haar meestal niet zo interessant. Dus passen we ons – met liefde – aan.
Met feestdagen plannen we niet te veel: Merette is immers bij ons? Dan ga je niet op zoek naar een leuke oudejaarsavondparty of een paar dagen weg. En als gezegd: het is heel gezellig om haar in huis te hebben.





 
Ze gaat met ons op reis. Bijvoorbeeld naar Oeganda (op bezoek bij haar grote zus, vriend en neefje). We passen de reis voor een deel aan, aan wat Merette leuk vindt en aankan. Dat is best veel, maar toch doen we andere dingen en dingen anders omdat ze mee is. Gaan we niet naar Oeganda dan proberen we een paar dagen iets anders leuks met haar te doen. Een weekje strand in Turkije vindt ze heerlijk, maar een fikse strandwandeling maken zit er niet in, dat is te zwaar voor de jongedame. En ’s avonds zijn we op tijd op de kamer, want dan is ze moe van alle spannende indrukken van overdag (alles is immers anders dan thuis en dat vraagt veel van haar energie). Geeft niks, rusten wij ook lekker uit...
 
 

Met enige regelmaat bezoeken we concerten: de Toppers, Frans Bauer, Jan Smit of een musical. Ja, zelfs het Megapiratenfestijn hebben we gedaan. The Lion King is al geboekt. Het zijn heerlijke avonden, waarop ik met hart en ziel geniet van mijn genietende dochter. Maar zonder haar zou ik een andere keuze maken. Je doet haar geen groter plezier dan haar mee uit eten te nemen of mee voor een dagje Efteling of dierentuin. Zonder haar kwam ik daar vast op dit moment niet.
 

Bezoekjes aan de (huis)arts, de kapper, de orthopedisch schoenmaker, het regelen van een begeleiderspas OV, het kopen van kleding, van cadeautjes voor een Sinterkerstviering van haar huis, korfbal of een verjaardag, een halve dag op pad voor haar korfbalcompetitie, halen en brengen naar de traingingen, het bespreken van haar zorgplan,  haar bankzaken, het wassen van haar kleding, ik doe het allemaal. En dan heb meer dan de helft nog niet genoemd.

Nogmaals: ik doe het allemaal met liefde als allemaal dingen die er ‘gewoon’ bij horen. Maar die ik voor de zussen van Merette natuurlijk allemaal niet meer doe. Die hebben namelijk hun eigen leven. Ik ook: ik heb een drukke baan, veel vrijwilligerswerk en oh ja, ook nog hobby’s. En een moeder van 82, een echtgenoot met een burn-out. Ik kom altijd tijd te kort. Voor mijn gevoel schiet ik vaak te kort.

Deze week krijg ik een mailtje. Of liever gezegd: Merette krijgt een mailtje. Van haar korfbalvereniging. Ze heeft een wedstrijd zaterdag en als gevolg daarvan ‘zaaldienst’. Ze moet de sleutel ophalen, palen opzetten, reclamespandoeken ophangen, zorgen dat er ballen zijn, de score bijhouden (!) en de kleedkamers controleren. Dat kan ze natuurlijk allemaal niet, dus moet ik het doen.
Ik heb al eens eerder zo’n mail gehad. En aangegeven dat ik dat niet kan en wil doen. Dat Merette niet bij ons woont, en dat ik niet altijd op de dagen dat ze korfbalt beschikbaar ben. Ik kreeg een mail terug dat dat nou eenmaal van ouders van een jeugdlid wordt verwacht. Maar Merette is geen jeugdlid, Merette is 30. En ik kan (en wil) dit er simpelweg niet bij hebben. Op dat antwoord is nooit gereageerd en het is duidelijk ook niet opgeslagen.



Volgens de definitie van het Sociaal Cultureel Planbureau ben je mantelzorger als je ‘meer dan 8 uur per week, gedurende langer dan drie maanden, onbetaald zorgt voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende persoon uit je omgeving, Een partner, een ouder of een kind of een ander familielid, vriend of kennis.’
Aan die acht uur per week heb ik bij lange na niet genoeg. Als gezegd: vaak ervaar ik de zorg voor Merette niet als mantelzorg, wíl ik het niet ervaren als mantelzorg. Maar het is het natuurlijk wel. Geen ouder houdt voor haar plezier de bankzaken van zijn volwassen kind bij, besteed een volle zondagmiddag aan het invullen van formulieren voor een OV-begeleiderspas, bespreekt een zorgplan en gaat mee naar alle belangrijke afspraken.

 

Ik ben heel blij met Zozijn. En met De Klup (waar ze zwemt en elke donderdag leuke dingen maakt op handvaardigheid). En met de korfbalvereniging.  Maar is het heel erg dat ik op een vrije zaterdag niet ook nog palen op wil zetten en scores bijhouden?