zaterdag 30 mei 2015

Gat? Geen gat gezien!



Vanmiddag vieren we het 10-jarig bestaan van haar huis. Het is niet meer nieuw, het is helemaal gewoon geworden dat Merette daar woont. Vraagt iemand haar adres dan is het antwoord: 'Mijn eigen huis' (waarbij het niet geheel onbelangrijk is te vermelden dat Charles Rochussenstraat voor haar een tongbreker is die ze nooit onder de knie gekregen heeft). We hebben er veel meegemaakt, er zijn huisgenoten weggegaan en bijgekomen en dat geldt ook voor de begeleiding. Maar het grootste deel van tien jaar geleden is er nog en dat is een heel fijne constatering. Merette woont er nog steeds heel graag en het gat ben ik ook in de afgelopen tien jaar nog niet tegengekomen....
 
***
 
De maanden rondom de verhuizing van Merette zijn razend druk. Merette wordt een dag gefilmd voor de Zozijnfilm, we moeten klussen in haar nieuwe huis en ik ga met Koninginnedag naar de ridderzaal. Vlak na de verhuizing zijn we 25 jaar getrouwd, onze jongste doet eindexamen (twee weken examenspanning, uitslagdag, maar wel geslaagd dus feestje!). We houden Open Huis in Merettes nieuwe woning voor vrienden, kennissen en familie én voor de hele buurt. Merette  heeft een uitnodiging voor de galapremière van de Woonfilm van Zozijn op woensdag, is de donderdag er na jarig en vrijdag hebben we de diploma-uitreiking van de jongste.
 


 
 

De indicatie voor werken is rond, dus het wordt ook tijd om afscheid te nemen van De Linde, de school in Deventer waar ze 13 jaar met veel plezier onderwijs heeft gevolgd. We regelen een cadeautje voor het voltallige personeel mét een leuk foto van Merette en haar hele klas komt haar nieuwe huis bewonderen en lunchen in haar nieuwe keuken. Tussen de bedrijven door moet ik gewoon werken, teksten schrijven en zo af en toe iets aan het huishouden doen.

De eerste dagen dat Merette op het Fetlaer woont zijn heel vreemd, dat wel, maar de weken er na heb ik nauwelijks tijd om er bij stil te staan dat haar kamertje in huis definitief leeg blijft.
 



 

‘Dat komt nog wel,’ verzekert een deel van mijn omgeving mij. ‘Ben je niet bang dat je in een gat valt?’ vraagt een ander deel.

Ik weet het niet en kijk er voorlopig naar uit dat ik het wat minder druk krijg. Dat gebeurt als het zomervakantie is. Dan staan veel activiteiten op een laag pitje.  Merette woont dan al twee maanden in haar nieuwe huis en heeft nog maar een paar keer bij ons geslapen. Eén nachtje, als er een feestje te vieren valt en verder hoeft het voor haar niet zo. Want, zo constateert ze: ‘Ik heb al mijn spulletjes in mijn eigen huis!’ Dat op de logeerkamer de televisie en de dvd-speler nog niet zijn aangesloten speelt ongetwijfeld ook een rol....

Zelf bevalt het me prima. We zien haar vaak, want omdat ze zo dicht bij woont komt ze regelmatig even langs. Als ze boodschappen aan het doen is of gewoon een eindje fietsen. En omgekeerd wippen we heel regelmatig bij haar aan. Drinken een kopje thee, bewonderen al haar kaarten en klussen zo af en toe nog wat op haar kamer.

We gaan in ons eigen huis aan de slag met achterstallig onderhoud. Haar oude kamertje wordt opnieuw ingericht, nu als computer/muziekkamer en de logeerkamer wordt opgeruimd. In die kamer creëren we een eigen plekje voor haar voor als ze blijft slapen. Tot haar grote blijdschap is er een plank met kleurspulletjes, strijkkralen en een paar nieuwe dvd’s. En ja, de televisie doet het ook! Ze wil wel eens wat vaker komen slapen, maar één nachtje blijft voldoende.

Op een dag zijn we in huis bezig en komen tot de conclusie dat er een paar kasten gekocht moeten worden. Dat betekent een tochtje naar de bekende Zweedse winkel in Hengelo. Eens even kijken, wanneer komt dat uit? Nou, nu eigenlijk wel. We stappen in de auto en rijden weg. En als we tien minuten later op de snelweg rijden kijken we elkaar een beetje verbaasd aan. Kijk ons nou! Zo maar op weg naar Hengelo zonder dat we iets hebben hoeven regelen! Er hoeft niemand op een bepaalde tijd thuis te zijn voor Merette. Ze hoeft ook niet met frisse tegenzin mee, want kasten uitzoeken is alleen leuk als het om haar eigen kamer gaat. We trekken de deur achter ons dicht en kunnen gaan. Na 19 jaar oppas regelen is dit een verademing!

Inmiddels is iedereen na de zomervakantie weer aan het werk en naar school. Merette geniet nog steeds. Veel eerder dan verwacht is haar nieuwe huis haar thuis geworden. Als ze bij ons komt genieten we van elkaar, maar ze gaat graag terug naar haar eigen plekje.

En ik? Ik geniet met volle teugen van mij nieuw verworven vrijheid. Want ergens in de afgelopen twee jaar waarin we zo druk geweest zijn met het voorbereiden van Merette op de nieuwe situatie, hebben we onszelf blijkbaar ook goed voorbereid op een leven zonder haar. In een gat vallen? Ik heb het gat nog niet gezien!


Een leven lang leren


 
Ik schreef hem voor de Academie voor Zelfstandigheid. En heb beloofd hem in mijn eigen netwerk ook te delen!
 
Ik vind het heel gewoon. Na de middelbare school een vervolgopleiding en dan nog leuke, interessante, boeiende cursussen volgen. Voor vrijwilligerswerk, uit persoonlijke interesse óf voor mijn werk. Een mens is immers nooit te oud om te leren? Bovendien is leren leuk, je wordt er wijzer van en het is goed voor je eigenwaarde.

Toch geldt dat niet voor iedereen. Twee van mijn dochters zijn hoog opgeleid, beiden mogen ze MSc achter hun naam schrijven. Als moeder ben ik daar natuurlijk heel trots op. Maar ik ben me er ook terdege van bewust dat het een cadeautje is van moeder natuur als je de hersens hebt om een universitaire studie te volgen. Dat je je daar niet op moet laten voorstaan (de dames gebruiken hun titel ook zelden of nooit, die boodschap is wel overgekomen…). Als ouders kan je een bijdrage leveren door te stimuleren en aan te moedigen, maar aan het IQ valt weinig te sleutelen.
Nu kunt u zeggen: ja, makkelijk praten, maar wat weet je er van?

Nou, er is nog een derde dochter. Een prachtige, inmiddels bijna 29-jarige, roodharige jongedame. Met een chromosoom te veel, en als gevolg daarvan een IQ van rond de 50.
Toen ze geboren werd, heb ik nog even gedacht dat ik het meest intelligente meisje met Down Syndroom op de wereld had gezet dat er kon zijn. Die van mij zou kunnen lezen, schrijven en rekenen. Want daar zou ik heel erg mijn best voor gaan doen, en ik zou ervoor zorgen dat ze op een school terecht kwam, waar ze haar dat konden leren!
Het is met niet gelukt. Ja, natuurlijk heb ik in De Linde in Deventer een geweldige school voor haar gevonden, maar wat er niet in zit, kun je er niet uithalen. Dat heb ik inmiddels geaccepteerd, maar dat heeft moeite gekost.

Merette kan slechts moeizaam praten (wat iets anders is als communiceren, want dát kan ze als de beste!) en helemaal niet lezen, schrijven of rekenen. En geloof me: als er ook maar een sprankje leesvaardigheid zou zijn geweest, hadden wij het gevonden. Want ik kan me geen leven zonder lezen (en schrijven) voorstellen. Ze herkent alle letters, maar zet een P, een O, en nog een P achter elkaar en ze ziet simpelweg niet dat er POP staat.
Voor rekenen geldt hetzelfde. Ooit had ik ruzie met een badmeester die beweerde dat Merette geen B-diploma kon halen omdat ze geen acht baantjes kon zwemmen. Dan kon (en kan) ze wel, als het moet zwemt ze er met gemak twintig, maar ze kan niet tot acht tellen; dát moet iemand anders voor haar doen.

Merette valt in de categorie Zeer Moeilijk Lerend. Dat geldt vooral voor cognitieve vaardigheden. Maar het betekent geenszins dat ze niet leerbaar is. Ze heeft in de ruim 28 jaar van haar bestaan enorm veel geleerd. Op school, maar ook gewoon bij ons thuis, van haar zussen, haar ouders en overige familie en vrienden. Ze kan prachtige kunst maken, ze kan breien, zwemmen, korfballen, een wasje draaien, haar bed verschonen, aardappels schillen, groente schoonmaken, brood smeren, haar eigen tas inpakken, veters strikken en zo kan ik nog wel even doorgaan. Bovendien is ze heel sociaal. Als er iemand hoest, is Merette de eerste die een glaasje water haalt.

Een echt diploma heeft er nooit ingezeten, een rapport ook niet (dat is inmiddels veranderd, ook op ZML-onderwijs krijgen leerlingen nu rapporten), maar we hebben alles wat ze wel kan gevierd en haar altijd laten zien hoe trots we op haar zijn.
Ook nu is ze niet uitgeleerd. Want ik merk dat ze nog steeds groeit en zich verder ontwikkelt.

Zo hoort het ook. Bij Zozijn, de organisatie waar ze woont en werkt heeft ze – na haar schoolcarrière – nog een aantal cursussen gevolgd. Ik merk dat ze daarvan geniet en dat het heel belangrijk is voor haar eigenwaarde.

Maar er zijn weinig mogelijkheden voor haar om – buiten de eigen organisatie om – helemaal zelfstandig te kiezen voor een bepaalde cursus of opleiding. Bij de Academie voor Zelfstandigheid kan dat wel! Daar leren mensen met een beperking allerlei praktische vaardigheden om zelfstandiger te kunnen functioneren en mee te kunnen draaien in onze (participatie)maatschappij. Dat vinden ze leuk, net als wij. Daar groeien ze van, net als wij. En daar kunnen en mogen ze trots op zijn, net als wij.

Een leven lang leren: het moet toch gewoon mogelijk zijn voor iedereen?
 
 
 

dinsdag 19 mei 2015

Herinneringen aan de oorlog in Deventer

Vandaag, 19 mei 2015, is het officieel uitgekomen: het boekje van de Kinderen van de Nieuwe Markt. Over die dag die hen allemaal nog in het geheugen gegrift staat: 15 december 1944, de dag van het grote bombardement op de Deventer binnenstad. Ik tekende het verhaal op van Tootje Diesfeldt, mijn moeder.

 

Ze is zes jaar als de oorlog uitbreekt: Catootje (Tootje) Diesfeldt en woont, met haar ouders, twee broers en drie zussen, aan de Graven 3 in de binnenstad van Deventer.
Vader Hendrikus is vertegenwoordiger in textiel: op de fiets bezoekt hij met een koffer vol producten zijn klanten. Hij koopt zijn materialen bij de groothandels in de Polstraat en de Noordenbergstraat. Soms worden zijn kinderen er op uit gestuurd om bestellingen te halen.
Moeder Geertruida bestiert het huishouden in het – koude – bovenhuis aan de Graven. Het huis wordt gehuurd van Bakker Kemper, die een bakkerij heeft op de hoek van de Graven en de Stroomarkt en de benedenverdieping en de kelder van het bovenhuis waar de familie Diesfeldt woont in gebruikt heeft.
Veel geld is er niet, snoep is er zelden tot nooit in huis. Maar dat verschilt niet veel van de andere huishoudens in de buurt.

Tootje gaat naar de Broederenstraatschool, waar strenge nonnen (Zusters van Liefde, krengen van barmhartigheid) de scepter zwaaien.  Tootje herinnert zich nog goed hoe de ‘rijke’ kinderen op de school (de kinderen van Ankersmit en Noury) worden voorgetrokken: alle leuke klusjes mogen door hen worden gedaan.
‘Ach, dat ging toen zo’, vertelt de nu 80 jarige, die inmiddels Kitty heet. ‘We vonden dat eigenlijk heel gewoon, maar ik weet wel dat ik ook wel een beetje jaloers was!’

Van de eerste jaren van de oorlog kan ze zich niet heel veel herinneren. ‘Ik was natuurlijk wel heel klein. En in eerste instantie ging het leven voor ons gewoon door. Ik weet wel dat we op een gegeven moment het schoolgebouw uit moesten. Ik weet niet helemaal zeker waarom, maar volgens mij omdat de Duitsers het gebouw wilden hebben. Wij gingen vervolgens in verschillende gebouwen naar school. De Houtmarkt was er een van, daar was mevrouw Vink, die heel hard aan je haar trok!’

Maar aan de Houtmarkt is ook Zuster Gerarda, een zuster met een dekseltje in haar hoofd voor verhalen. Die herinnert de kleine Tootje zich maar al te goed. ‘Dan zei ze: “Zal ik eens kijken of ik nog een verhaaltje voor jullie heb?” En dat deed ze net of ze een dekseltje in haar hoofd opendeed en er een verhaaltje uithaalde. Ze kon prachtig vertellen, maar dat dekseltje: dat vond ik zó bijzonder!’

Alle kinderen uit de buurt spelen veel op de Nieuwe Markt. Kitty: ‘Ik kan me veel kinderen nog wel herinneren. We waren ook met veel. Speelden vadertje en moedertje of schooltje. Ik was de jongste, dus kwam meestal niet aan de beurt voor iets leuks, maar ik was er wel altijd bij.’
 

Bombardementen
In het najaar van 1944 beginnen de bombardementen op de stad. Niet door de Duitsers, maar juist door de geallieerden. Zij willen de Spoorbrug over de IJssel vernietigen om zo de Duitsers ervan te weerhouden per trein de rivier over te steken. De sterke Duitse luchtafweer maakt dat de vliegtuigen hun bommen van grote hoogte moesten laten vallen, wat de nauwkeurigheid bepaald niet ten goede komt. Dat resulteert in enorme verwoestingen in de binnenstad van Deventer, terwijl de brug uiteindelijk nooit wordt geraakt.  Het aantal dodelijk slachtoffers loopt op tot meer dan 150 en van de 11.000 huizen raken er 8000 beschadigd of worden helemaal vernietigd.

‘De apparatuur was natuurlijk ook niet zo betrouwbaar’, denkt Kitty. ‘Dus het is niet zo gek dat het zo vaak mis ging. We hoorden de vliegtuigen aankomen. Ik hoor nog een vriend van mijn ouders, meneer Lokhuizen, zeggen: “Daar komt de familie Kort en Klein ook weer aan”, terwijl hij beneden bij ons in de gang stond.’

Vrijdag 15 december: een zwarte dag
Op 15 december 1944 gaat het echt helemaal mis. ‘Wij waren met een heleboel kinderen in de Lange Bisschopsstraat’,  weet Kitty zich nog heel goed te herinneren. ‘Het was opruiming bij Alma, een winkel met galanterieën en speelgoed. Natuurlijk hadden we geen geld om daar iets te kopen, maar het was een feest om ons te vergapen aan de etalage, waar al dat moois stond uitgestald. Daar moesten we bij zijn!’

Dan gaat het luchtalarm af. De kinderen Diesfeldt zijn goed geïnstrueerd: bij luchtalarm meteen naar huis! Daar kunnen ze schuilen in de kelder van de familie Kemper.
Haar oudere zus Truus rent meteen naar huis en is op tijd in de schuilkelder. Maar de – inmiddels tien jaar oude  - Tootje heeft een kleiner vriendinnetje, Annie Kamp, aan de hand. Die huilt hartverscheurend en Tootje durft haar niet alleen te laten. Annie is een paar jaar jonger en kan niet heel hard lopen. Ze belt aan bij een winkel (EPA) in de Lange Bisschopstraat in de hoop daar een schuilplaats te vinden. De vrouw die open doet, gooit echter de deur dicht als ze de twee kinderen ziet. Gelukkig is er dan in de straat een man die vanuit zijn deuropening de meisjes toeroept dat ze bij hem mogen komen. Annie en Tootje zitten daar in de kelder tot het bombardement over is. Dan proberen ze – ieder afzonderlijk - naar huis te komen.

Tootje kiest de bekende route naar de Graven; via de Sandrasteeg. Brandend puin verspert haar daar de weg. In paniek probeert ze een alternatieve route, via de Kleine Poot. Maar ook daar kan ze niet door. Vanaf dat moment kan ze zich niets meer herinneren.

Haar oudere broer Theo wordt er op uit gestuurd om haar te zoeken. Hij vindt zijn zusje op de Stroomarkt. Ze verroert zich niet en hij neemt haar in zijn armen mee naar huis. Haar moeder denkt in eerste instantie dat ze niet meer leeft, maar behalve dat ze van schrik is flauwgevallen blijkt er niets met haar aan de hand.

Onbewoonbaar huis
Het huis aan de Graven is onbewoonbaar. Het dak is zwaar beschadigd en er is geen ruit meer heel.
Kitty: ‘Iedereen hielp elkaar, samen met Truus en mijn ouders hebben we een paar dagen in een heel klein huisje in de Lange Zandstraat geslapen. Mijn broers en andere zussen sliepen ergens anders. Na een paar dagen zijn we toen naar dansschool Bourgonje gegaan in de Polstraat. De familie Bourgonjen was ook bevriend met mijn ouders. We sliepen daar in de danszaal en overdag woonden we in het tuinhuisje. Het huis had een kelder waar we in konden als het luchtalarm afging.’
Met Sinterklaas krijgen Truus en Tootje dat jaar een popje. ‘Geen idee waar mijn ouders dat vandaan hebben gehaald, maar ik was er maar wat blij mee!’ herinnert Kitty zich.

Colmschate
Op 6 februari 1945 gaat het weer mis. Tijdens een heftig bombardement wordt het tuinhuisje volledig verwoest door een voltreffer. De familie zit veilig in de kelder, maar het huis aan de Polstraat is ook niet meer bewoonbaar. ‘Er was zo veel beschadigd en kapot. Mijn popje had het wonder boven wonder overleefd, dat heb ik nog steeds. Mijn vader heeft ons meegenomen naar Colmschate. Tegenover de huidige Ichtuskerk stond een dubbel woonhuis. Het lag vlak bij de spoorbaan en de bewoners waren er weggegaan omdat ze dat te gevaarlijk vonden. Maar we moesten toch wat. We zijn er gewoon in getrokken.’

Het huis heeft geen kelder en dus graven de broers Diesfeldt samen met de buurjongens een soort loopgraaf in de boomgaard. ‘We hebben daar in elk geval één nacht gezeten’, weet Kitty nog. ‘Misschien wel vaker, maar dat weet ik niet meer. We waren op dat moment misschien nog wel banger voor de V1-raketten van de Duitsers (er is een V1-lanceerbasis vlakbij, in de bossen van Landgoed Oostermaat bij Lettele). Die kwamen recht over ons heen, op weg naar Engeland. Die dingen floten, als ze vlogen, maar als ze het niet goed deden begonnen ze te stotteren en dan kwamen ze naar beneden. Dus wij maar bidden dat ze bleven fluiten…’

Canadezen
Dan op een dag in april, horen ze gestommel in het naastgelegen huis. Vader Diesfeldt gaat kijken. Hij komt terug en zegt: ‘Er zitten allemaal kerels en dat huis en die doen allemaal zo!’ Hij maakt een kauwbeweging. ‘En ik kan ze niet verstaan.’

Het blijken de Canadezen, die uiteindelijk op 10 april Deventer bevrijden. Kitty: ‘Ze kwamen bij ons in huis en vielen zo in slaap. Later bleek dat ze meegevochten hadden in Arnhem, ze waren doodmoe. Een paar stonden er op wacht, met een geweer. Ze kauwden kauwgom en spraken Engels. Gelukkig kon mijn zus Annie ze verstaan.’

De oorlog is voorbij. Huisbaas Kemper laat het huis aan de Graven repareren en als dat klaar is trekt de familie Diesfeldt er weer in. De kinderen vliegen allemaal uit, maar moeder Diesfeldt woont er tot ze in 1967 verhuist naar splinternieuw gebouwde Ludgerus aan de Karel de Grotelaan.

Kitty heeft nog één bijzondere herinnering aan het huis op de Graven. ‘We hadden een geel blikje met voedselbonnen verstopt in een deur. Aan de bovenkant van die deur was een gat gemaakt waar het precies inpaste. Het zou me niks verbazen als dat blikje daar nog steeds in zit!’
 

Kinderen van de Nieuwe Markt
Allemaal maken ze als kind de oorlog mee in de omgeving van de Nieuwe Markt die hun speelplek is. Een aantal van hen is nog in leven. Allemaal vieve tachtigers, die elkaar sinds een paar jaar elk jaar in mei een keer opzoeken bij Grand Café Dikke van Dale. Daar worden nog veel verhalen en foto’s uitgewisseld en herinneringen opgehaald.

 
  
 
 
 
 


donderdag 14 mei 2015

Dertien jaar De Linde

Tien jaar oud is dit verhaal inmiddels. En ik publiceer het hier omdat ik dan kan laten zien wat een fijne school De Linde is geweest voor Merette. En waarom jullie dus allemaal moeten stemmen voor de gouden neus van de Cliniclowns!
Dus... Stemmen graag! http://www.cliniclowns.nl/goudenneus/

Ze is zes jaar. Twee rode staartjes, hoge schoenen en een paar ondeugende scheve oogjes. Ze komt van het Lantaarntje en zet haar eerste schreden op De Linde. Een bewuste keuze van ons, haar ouders. Allereerst voor het speciaal onderwijs. Het is dertien jaar geleden net een beetje ‘in’ aan het worden om kinderen met Down Syndroom naar het reguliere onderwijs te laten gaan. De VIM, de Vereniging Integratie Mongooltjes (echt waar!!) maakt zich daar sterk voor. Ik heb er nog niet zo’n hoge pet van op en een artikel in het NRC met de titel: ‘Eva wordt op elk verjaardagspartijtje gevraagd!’  waarin een moeder van een meisje met DS trots vertelt dat haar dochter bij alle kindjes van de klas op de verjaardag mag komen doet voor mij de deur dicht. Geen enkel ander kind in die klas gaat naar alle partijtjes, alleen Eva.  Ik vraag me dan af waarom? Vast niet omdat de kinderen dat nou allemaal zo leuk vinden. Niks voor mij. Als Merette op een verjaardag komt is dat omdat Merette wordt uitgenodigd en niet omdat alle moeders zo sociaal het mongooltje van de klas uitnodigen. Dank je feestelijk. Bovendien willen we Merette geen uitzondering laten zijn. En als ze zes is weten we al lang dat onze dame cognitief bepaald geen hoogvlieger is, maar we weten ook dat – als elk kind in groep drie met kerst een boekje kan lezen en Merette niet – ze heel ongelukkig zal worden als ze merkt dat ze met de klas niet mee kan. (Rugzakjes en ambulante begeleiding zijn dan nog niet uitgevonden; ik geef eerlijk toe dat mijn keuze anno 2005 mogelijk een andere zou zijn geweest dan die van 1992.) En al deze argumenten wegen uiteindelijk zwaarder dan hét argument om haar in de buurt op het regulier onderwijs te laten meedraaien: het in haar eigen wijk blijven. Want dat geeft je met speciaal onderwijs wel helemaal uit handen.

De tweede keuze is die voor De Linde. Ondanks Merettes beperkte IQ willen we haar graag zo veel mogelijk meegeven van de ‘gewone’ maatschappij. Dus ga ik kijken op De Linde, een school midden in een gewone woonwijk. En val als een blok voor het team en de sfeer.

De Linde dus. Ze zit er amper drie weken als ze al mee gaat op kamp. En ze geniet; met volle teugen. Aanpassingsproblemen is iets wat de jongedame eigenlijk niet kent, waar we haar ook neerzetten, ze vindt (bijna) alles leuk. Eigenwijze, kleine, ondeugende Merette heeft haar plekje wel gevonden op De Linde.

Ik ook. Tot er na een jaar problemen ontstaan in het team. En ik daar vanuit de oudercommissie wat aan probeer te doen. Tot mijn eigen verbazing kom ik terecht in de raadszaal van het Deventer stadhuis, van achter de microfoon discussierend met de wethouder van onderwijs en de directeur van De Linde.  (Zou daar de basis zijn gelegd voor een politieke carrière?) Het komt allemaal goed, maar ten koste van veel: teamleden die boos en teleurgesteld De Linde verlaten en ouders die hun kind van school af halen. En ja, ze zijn ook boos op en teleurgesteld in mij. Dat doet pijn. Twaalf jaar geleden en soms nu nog.

De Linde maakt niet bepaald een heel makkelijke periode door, maar langzamerhand ontstaat er een team dat staat als een huis en de sfeer op school is geweldig. Merette voelt zich er zeer thuis en leert er veel.

Ik doe er warme vriendschappen op, we delen als ouders (al is dat een klein groepje) veel, heel veel met elkaar.

Praten blijft voor Merette een probleem en levert vaak frustraties op al blijft ze proberen mensen duidelijk te maken wat ze vertellen wil.

Als ze 13 is gaat ze naar het VSO. Is soms niet meer dat blije meisje, want al heeft ze het Syndroom van Down, ook aan haar gaat de puberteit niet ongemerkt voorbij! Cognitief is ze nog steeds geen hoogvlieger en het is soms moeilijk voor haar om zich staande te houden tussen de andere pubers die haar – in elk geval verbaal – meestal veruit de baas zijn. Ze wil alles volgen, alles in de gaten houden en dat is vaak heel vermoeiend.

Haar eerste interne stage begint: het toiletpapier aanvullen op school!  Ze is apetrots want als je stage gaat lopen ben je groot! Er volgt een externe stage in Voorst. En langzamerhand groeit bij Merette het besef dat school niet iets is voor altijd. Dat er andere dingen zijn in het leven. Ze vindt het fijn in Voorst.

Een eigen huis, een baan. Na dertien heerlijke jaren is ze te groot geworden voor school. De tijd is aangebroken om De Linde te verlaten.

Dank allemaal voor alle goede zorgen, alles wat ze bij jullie heeft geleerd, alle warmte en betrokkenheid bij ons gezin. Dank vooral voor al jullie inzet die mede Merette heeft gemaakt tot wat ze nu is: een jonge vrouw, weliswaar met een verstandelijke beperking, maar met eigen, mooie plek in de maatschappij!
 

Monica